De de Leau’s , notabelen van Spa, onder het ancient regime

door Henry SLOSSE

Dit werk, ondernomen om de geschiedenis van de familie de Leau te beschrijven, is opgedra­gen aan de herinnering van mijn grootvader, de notaris Gustave Gernay van Spa.

Van zijn moeders kant, stamde hij van de de Leau’s af en had zorgvuldig alles bewaard wat betrekking had op deze familie. Maar hij ondernam meer: hij ging er voor zitten om alles te onderzoeken wat een persoon, die hem levendig interesseerde, aanging. Aangedreven door die familiaire liefde, verzamelde hij een imposant aantal papieren afkomstig van zijn neef, de notaris Constantijn de Leau, oud en als vrijgezel gestorven, papieren waarvan niemand wilde weten, en die, gevoegd bij hetgeen hij reeds bezat, een fonds van familiaire archieven vormden. Hij rangschikte dat te samen en, in de loop van het overzicht, maakte hij talrijke notitie’s die mij dikwijls de weg wezen.

Hij ging verder, want het leven van de de Leau’s, zo verweven met dat uit Spa, sleepte hem mee om alles te verzamelen wat betrekking had op de geschiedenis van zijn geboorte-stad. Hij slaagde erin om een belangrijke documentatie en ontelbare iconografische stukken bijeen te brengen.

Het is deze collectie, die in mijn handen terecht kwam, die ik aandachtig onderzocht op dusdanige namen, dat de geschiedenis van de familie de Leau mij zo familiair werd, dat ik aangespoord werd om ze te vertellen.

Ik heb dikwijls de teksten laten spreken, terwijl ik me tevreden stelde met ze te herenigen in een logische verhaal. Mijn werk zal slechts een kwestie van rangschikken geweest zijn. Mijn inbreng is dus bescheiden en als de lezer het aardig vindt, is hij dat aan de de Leau’s zelf verschuldigd daar zij het en hun tijdgenoten zijn, die uitvoerig op deze bladzijden die ons hun leven weer voor ogen halen, beschreven worden.

Alleen de naam van een straat van Spa roept de herinnering van de de Leau’s op, of op z’n minst aan een van hen n.l. Gérard de Leau, burgemeester van Spa, geboren in 1726 en gestorven in 1788. Het is waar, dat hij onder de de Leau’s van Spa de meest eminente is. Het is onverdiend dat hun naam in de vergetelheid is geraakt, want zij hebben bijgedragen aan het aanzien wat hun stad aan het eind van de 18e eeuw had en hebben haar begiftigd met gerieven (toiletten) en genoegens onbekend door de vele initiatieven die zij namen.

Zij waren bezeten van een zeer grote ambitie. Zij waren evenwel noch weldoeners noch stedebouwkundigen. Zij hadden stoutmoedigheid, heldere geest en een bovenmatig verlangen om zich te verrijken, bijgevolg soms te weinig gewetensbezwaren. Zij berekenden hun kansen en wonnen.  In hun kielzog hadden zij Spa meegenomen, dat met hun won.

Op de voldane eerzucht volgt dikwijls de hoogmoed. De de Leau’s waren trots en zij waren rijk, te rijk misschien, te machtig ook. Die hoogmoed, die rijkdom, die macht werden hun niet vergeven en zij werden gehaat.

*

*                       *

Spa heeft zijn vermaardheid te danken aan zijn bronnen, aan zijn klimaat en zijn ligging. Noch zijn lastige entrée noch het ongerief van zijn hotels hebben de toeloop van de vreemdelingen tegengehouden, die onder het zoeken naar een geneesmiddel voor hun kwalen, in haar charme een onverwacht vermaak vonden. Ontelbaren kwamen er, de kleinen en groten der aarde. Deze laatsten verlieten hun paleizen, hun kastelen, hun hotels om in Spa een midelgroot dorp te vinden. Het was slechts voorzien van arme herbergen, zo arm dat Margaretha van Navarre, omdat zij de toegangen van Spa en haar logementen vreesde, te Luik bleef stilstaan en daar de wateren nam, zonder verder door te gaan. Het is waar dat dat in 1577 plaatsvond maar tweehonderd jaar later was dat nauwelijks beter.

Een inwoner van Spa, Jean-Louis Wolff (76) heeft ons herinneringen nagelaten; hij beschrijft hoe Spa was in 1750 : De straten waren middelmatig gebouwd. Het merendeel der huizen had spitstoelopende daken. De routes waren er niet geplaveid, tenzij van de kant van Luik en Aix-la-chapelle. Van die laatste stad arriveerde men door Limburg en Arbespine. Van Luik uit door het dorp de la Reid. De wegen om naar de omliggende fonteinen te gaan waren zeer slecht. Men kende slechts 2 hoofdherbergen: ‘La cour de Londres’ en ‘De legers van Engenland’, rue de la Sauvenière. De meubels waren zeer eenvoudig en zeer bescheiden: gordijnen van groen leige voor de bedden, bedden met vierkante stijlen die de hemel droegen. Men kende geen behang. Geen zilverwerk, maar tinnen lepels en ijzeren vorken. Aan de tafels geen dames als gastvrouwen. Men plaatste op de tafel verschillende blokken in de vorm van geschilderde klompen in Chinese smaak waar flessen mineraalwater van de Toulon in geplaatst waren, wat veel vreemdelingen met hun wijn mengden. Verschillende gewone muzikanten van de plaats speelden gedurende het diner, zoals zij alle morgens aan de fonteinen van de omgeving speelden (77) .

Wat een armzalig beeld !

Het is dat beeld van armoede dat de Leau’s gingen veranderen. We zullen zien hoe.

*

*                       *

De de Leau’s, gescheiden tak van de familie ‘le Pinson’ (Pinchon), waarvan zij op het einde van de 16e eeuw het patremonium hebben overgedragen schijnen zich zeer lang gewijd te hebben aan Spa, zelfs al aan het eind van het oude Regiem. Zij beweerden van Duitsland afkomstig te zijn omdat verscheidene van hun er omstreeks 1700 eigenaren waren van ijzersmelterijen verbonden aan de hertogen van Treuberg.

Een acte van 9 juni 1690 gemaakt voor het hof van Spa, is bijzonder interessant voor de historie van die familie; het gaat om het deel van de huizen, goederen, cyns en rentes en achterstallige canons afgestaan door wijlen achtenswaardige Gérard de Leau, tijdens zijn leven koopman en meester van ijzergieterijen.

Die Gérard de Leau en zijn zoon Michel, verscheidene keren burgemeester van Spa, zullen de makers van talrijke de Leau’s zijn, die zich te Spa zullen vermenigvuldigen tot in 1870.

De goederen van Gérard de Leau werden verdeeld tussen zijn 3 zonen;

  • Jean, majoor van Arenberg en meester van ijzergieterijen;
  • Jean-Nicolas eveneens meester van ijzergieterijen;
  • Jacques-Laurent, en zijn 2 dochters:
    • Anne-Marie, echtgenote van Martin van Potesta, koopman en burgemeester van Coblerg, en
    • Catherine, echtgenote van Augustin Cocquelet, majoor van Spa.

Wat was het totale bedrag van het fortuin verschuldigd aan de 5 kinderen ? Het blijkt aanzienlijk voor een inwoner van Spa, rekening gehouden met de sociale klasse waartoe hij behoorde. Hier is een korte analyse van de verdeelacte:

Allereerst is er een som toegekend van 4.536 Brabantse florijnen om in het huwelijk ( en bruidschat ) dat er komt en voor de  toekomst, aan de vrouw Coquelet. Daarna wordt de erfenis verdeeld in 5 delen getrokken uit het lot tussen de erfgenamen;

  1. Het eerste deel viel ten deel aan Jean-Nicolas, die een huis aan de kant van de brug erfde, zoals het bezeten is geweest door genoemde wijlen Gérard de Leau, met alle soorten van bedvormen, kasten, buffets, haken, braaddraaiers, en andere vastgemaakte dingen, 50 roedes van kleine wei tot groot wei, een stuk grond gelegen in Chausseé en, in rentes en ten deel gevallen canons, voor de som van 1.505 Brabantse florijnen.
  2. Het 2e deel viel ten deel aan Jaques-Laurent; hij erfde 2 stukken grond, een ander stuk grond, dichtbij en cortils de Frahinfaag, en in rentes en ten deel gevallen canons voor 1.711 Brabantse florijnen.
  3. Het derde deel kwam toe aan Jean, majoor van Arenberg: een huis aan het plein, verscheidene gronden en cortils en in rentes en ten deel gevallen canons, 1.858 Brabantse florijnen.
  4. Het 4e deel kwam toe aan de vrouw van de majoor Cocquelet, die het huis van de 4 zoons Aymon erfde, diverse stukken grond en in rentes en ten deel gevallen canons, 1.845 Brabantse florijnen.
  5. Het 5e deel viel uiteindelijk ten deel aan Anne-Marie de Potesta; zij kreeg het huis van de Fer a Cheval, verscheidene stukken grond en rentes en ten deel gevallen canons, voor 1.687 Brabantse florijnen.

De erfgenamen kwamen overeen dat de afgestane goederen door hun wijlen vader en schoonvader in de proclamatie van Sart hun gemeenschappelijke toebehoorden ook wel dat al de goederen, cyns en rentes, achter­stallige canons en kleinere bezittingen die ze in Duitsland hadden en onverdeeld.

*

*                       *

De situatie van de familie de Leau was zeer solide op het einde van de 17e eeuw. In 1713 trouwt de neef van Gérard de Leau die dezelfde voornaam heeft als zijn oom, met zijn nicht Marie de dochter van Jaque Lamant de Leau, en van Jeane de Faaz ; Jeanne de Faaz hertrouwt met Jean de Bereuzenne en deze

verbinding met de Bereuzenne zal later een gunstige weerslag hebben voor de de Leau’s. De verbinding van de jonge Gérard en Marie de Leau zal vruchtbaar zijn. 6 kinderen worden geboren: 4 jongens en 2 meisjes.

Zoals bijna alle burgers van Spa van die tijd was de jonge de Leau landbouwer. Hij bezat enkele verkaveling­en van kleine omvang en enkele koeien; hij bezat enkele krotten in het oude Spa en twee goede huizen genaamd ‘in de Prins van Orange’ en ‘in de koning van Spanje’, in de wijnstreek van Gravioulle.

Le vinave de Gravioulle is de hoofdstraat van het dorp. Zij wordt achtereenvolgens genoemd Grand-rue, rue de l’Assembleé, en tegenwoordig de Rue Royale.

Hij huurde die 2 laatste huizen gedurende de zomer aan vreemdelingen, die water kwamen kopen. Bovendien had hij een kleine industrie op touw gezet n.l. een zeepfabriek, waarvan de aktivitieit, als wij een vorige akte van 1773 mogen geloven, aanzienlijk was. In 1727 was hij burgemeester van Spa, maar zijn afloop liet niet lang op zich wachten om zijn afwezigheid te ondergaan: was is er precies gebeurd, men weet het niet, de oude acten , in hun droge koelheid spreken van enkele bankroeten. ‘T is, dat zijn zuster Elizabeth, jegens de welke hij een schuld van 3000 florijnen had tegen garantie, waarbij hij al zijn goederen had verpand, maakte zij zich plotseling meester van meubels en ontroerende goederen; liet ze verkopen en liet ze zich toewijzen.

Naar aanleiding van de verkoope van die meubels, is het interessant om op te merken hoeveel de inventaris, die de 21 februari 1729 ervan was opgemaakt, hun armoede onthulde en de beschrijving van de Spase interieurs gemaakt door Wolff bevestigde ; De beste kamers zijn voorzien van 8 stoelen, een bed met 2 matrassen, een tafelblad, een vogelkooi, een kruisbeeld; in een andere, de mooiste, schijnt het, bevinden zich 12 stoelen, een fauteuil, 3 tafels, een tafelblad, een vorm van een bed met 1 stromat, 2  {lopers}, een oud schilderij.

De leau is geruïneerd, zijn zuster heeft zijn handel overgenomen, neemt zijn huizen in beslag, verhuurt ze tot haar eigen profijt en als hij zo is uitgekeeld nam ze hem liefdadig op. Maar om waarlijk te zeggen, de verplichting die Gérard de Leau tegenover zijn zuster contractueel was overeengekomen bleek erg verdacht; bij het lezen van de laatste acten bleek zij fictief te zijn geweest en gemaakt in beding van de rechten van de echte schuldeiser. Inderdaad, omstreeks 1729 overleden geeft de Leau zijn kinderen eigen rechten en in 1732 doet Elizabeth in tegenwoordigheid van Jaques Bruyère (78) afstand bij het leven van al haar goederen, meubels, handelswaren, goud, zilver, actieve schulden en vorderingen. Totaal niets uitgezonderd, wat zij had kon hebben, aan de kinderen van haar broer, terwijl zij dus haar andere ouders onterfde die niet nalieten om gerechtelijk te protesteren tot de dood van de schenkster.

Deze schenking was het voorwerp van lange twisten.

In 1773, spreidden de tegenstanders hun gezichtspunt ten toon in een memoire; de obligatie van 1727 is er duidelijk in afgebeeld: de besproken akte is slechts geveinds en gesimuleerd geweest en is altijd als zodaning bekeken geweest in de familie; de oorsprong en het principe van die akte die verbeeld is geweest door geheime intelligentie in de familie van de baas die de heer Gérard de Leau’s vader, in de zeer

aanzienlijke handel die hij dreef, terwijl hij ‘einige’ bankroeten heeft moeten ondergaan om uitstel te winnen en om aan tafel te gaan zitten met zijn schuldeisers, de uitvinder was van het verenigen en contracteren jegens de juffrouw Elisabeth de Leau, zijn zuster, een rente van 2 toekenningen van 310 florijnen, zoals bleek uit de akte van overeenkomst van het jaar 1727, waardoor hij zich schuldig en hen jegens haar van 3000 florijnen in de hoeda­nigheid van de akte van 1716.

Op deze manier werd het familie-erfdeel gered; op een zeker weinig aanbevelenswaardige wijze, maar de de Leau’s  zullen dit gedaan hebben omdat zij hierdoor de schuldeisers van hun vader schadeloos stelden.

*

*                       *

De oudste van de kinderen was ook burgemeester van Spa; hij stierf in 1726, vrijgezel evenals zijn broer Jean-François en Jonas. Alleen Gérard, geboren in 1726, huwde ; hij was het die het familiefortuin zeer lang voorzette. Hij ontving achtereenvolgens de erfenis van zijn broers en van zijn zuster, terwijl hij het fortuin van zijn vader versterkte, daarna erfde hij nog een gedeelte van de goederen van Joséphine-Eléonore de Bérinzenne (79) waarmee hij was verwant. ‘T is dus, dat ‘t geld van Bérrinzenne gelegen boven Spa in zijn ouderlijk erfdeel opgeno­men werd. Daarmee is hij dus goed voorzien voor de start van een {opstijging} die zeer snel zal zijn.

Laten we ons eens een beeld van hem vormen : een tijdgenoot geeft er een nogal weinig aardig portret van, maar wel blijkt het onpartijdig : ‘t was een zeer ambitieus bij groten geziene man en die niet met reuzeschreden vooruitgekomen is, maar volgens hetgeen ik hier heb horen zeggen duizende en duizende keren en door 50 personen, is dat de middelen hem niet belemmerden om verder te komen, beloften, dreigingen, recht en onrecht, hem deed ‘t er weinig toe, en als hij een zaak begeerde was het moeilijk om het hem te weigeren, mooi of lelijk, hij moest het hebben. Men moest erg sterk en onafhankelijk zijn om hem het hoofd te durven bieden.omdat hij grote macht had. Hij had het gekregen door zijn verdiensten en zijn kennissen. Ziedaar ongeveer zijn gebreken die om ‘t te moeten bekennen hebben veel families die verplicht waren zich te onderwerpen, erg doen zuchten, maar daarentegen door zijn schitterende qualiteiten, zijn kwieke oog en zijn genie. Spa is hem grootse voorspoed en zeer grote vermaardheid schuldig.

Streng oordeel, maar hoeveel minder streng als al degenen die woedend op hem waren, nadat hij de spelen van Spa tot monopolie gemaakt had, terwijl hij daarvan een fortijn trok, dat door zijn afgunstige kwaadsprekers als schandalig beoordeeld werd.

Hij had voor apotheker gestudeerd. Al de bewoners van Spa, wanneer zij spraken van de Apotheker dachten ze aan geen enkele andere dan aan hem. hij was evenwel niet de enigste van het dorp, maar zijn zaak, in Gravioule, was de meest {beklante}. Terwijl hij bekwaamheid en de kunst om zich vrij te bewegen bezat, was hij op de hoogte van de mode en werd zijn winkel snel het trefpunt van al de {bobelins} van betekenis, wat bij gebrek aan andere trefpunten, van de zaak een soort conversatie-salon maaktte voor de kuurgangers.

‘T is dus in de zaak van Gérard de Leau dat men het meeste converseerde, de nieuwetjes en de kletspraatjes verspreidde en men zich becommentarieerde om de aankomers en de vertrekkers ; kortstondige vriendschappen, vlug voorbijgaand, charme van de watersteden, werdem er aangeknoopt terwijl hij over van

 alles met zijn gasten babbelde maakte Gérard de Leau de medische recepten, die van hem vereist werden en verkocht aan zijn klanten de duizenden gebruikelijke apothekersmiddelen; hij vergrootte zijn goed en trok en trok profijt uit hetgeen hij hoorde. Niet alles was volmaakt in Spa. Vreemdelingen wisselden onder elkaar hun klachten uit. De deftige koetsen werden vernield of bleven in de wagensporen in de moder steken van de slechte wegen, de wegen naar de fontijnen waren te dikwijls onbegaanbaar, er was geen postkantoor, geen pardenpoort, de massages werden alleen gebruikt in ‘t dienstgebouw van de poort, er was niet één elegante of zelfs eenvoudig comfortabele woning, geen vergaderhuis, er bestonden slechts eerloze speelhuizen en al de herbergiers gingen er spelen maar in hun krotten gaven slechts jongens en vrouwen van slechte zeden zich voor afspraken.

De passie van het spel en het verlangen om zich te verenigen waren evenwel zo groot, dat men zich vergiste in dit twijfelachtig gezelschap, op gevaar af van een beetje meer {bergamote}te leggen om niet de geuren van bier en wijn te merken.

Er bestond evenwel een behoorlijke zaal, die van Cornet (80), “Grand’ Place”, een van de grootste huizen, eigendom van een Schot, Alexander Hay (81) die er liet spelen en bij wie men s’avonds danste. De edelmannen en grote dames kwamen er te samen, maar omstreeks 1760 werd de toeloop van de kuurgangers dusdanig dat de zaal van Cornet al zeer spoedig onvoldoende was en de vreemdenlingen zich er over beklaagden.                

                                                                                                                  

Het spel was een van de plagen van de gemeenschap van de 18e eeuw en men speelde te Spa ondanks de vernieuwde edicten van de aarts-bischoppen ;{  de (biribi) de pharao’s, (de creps) maakten het fortuin van de kastanje hunne bankhouders van het kansspel zo verscrikkelijk voor de bobelins}. De apotheker de Leau, die burgemeester was geworden, dacht aan hervormingen, wat zijn ambt toeliet te ondernemen en hij vroeg zich af of er geen middel was om de hand op de spelen te leggen, de ongeoorloofde winsten te canaliseren tot profijt van het algemeen welzijn, zodat hij nu een monopolie creëerde tot profijt van Spa zelf. Om zulk project tot uitvoering te brengen, moest hij, op kosten van de gemeenschapeen sierlijk lokaal bouwen, dat de kuurgangers bekoorde. Hij deelde dit idee mede aan zijn collega, de 2e burgemeester Lambert Xhrouet (82), die onmiddelijk zijn gezichtspunt deelde en beiden lieten zij door de magistraat de constructie van een gebouw, dat het vergaderhuis van Spa: “de Redoute” zou worden, verordenen. Ter zelfder tijd, gesteund door de aarts-bischop van Augsbourg, vaste bezoeker van de wateren van Spa, verzonden zij een verzoekschrift aan de prins van Luik, Jean-Théodore de Bavière, om tenslotte een edict te verkrijgen, dat aan de stad het

exclusieve privilege verleende om in de zalen die gebouwd gingen worden publieke bijeenkomsten te houden, zoals feesten en spelen. De 1e october 1762 verleende de prins een edict conform aan de verlangens van de plaatsver­vangers en de constructiewerken begonnen zonder dralen.

De werken werden snel onderbroken ! Een groep vormde zich, die in het geheim het gerucht liet verspreiden dat de eringestoken uitgaven buitensporig waren, dat zij de financieën van de stad onherstelbaar met schuld opzadelden en dat van de andere zijde, het succes van de onderneming zeer twijfelachtig was. Enkelen beweerden bijgevolg dat de groep het geniepige werk was geweest van Gérard de Leau, maar dat gerucht nam slechts later in omvang toe, toen de enorme winsten, geoogst door het genootschap, dat in plaats werd gesteld voor het algemeen welzijn, bekend werden. 

                                                                     

De zich vergrotende groep, die spoedig een algemene verontwaardigde kreet werd tegen de onderneming van de burgemeesters, en hun opinie werd op dat punt vijandig, zodat de magistraat besloot om zijn bestuurders te raadplegen en tot een soort van klein referendum. Dit besluit had plaats op 15 mei 1763 ; de inwoners van Spa verklaarden unaniem niet te begrijpen, dat de gebouwen die de magistraat begonnen was te bouwen voor de feesten, de vergaderingen en andere openbare gebruiken voor de rekening waren van de gemeenschap.

Ziedaar, dat was duidelijk ! Dat antwoord was echter verwacht, zo goed verwacht zelfs, dat Xhrouet en de Leau onmiddelijk voorstelden om de onderneming op hun eigen rekening te hernemen. Waarschijnlijk hadden zij alletwee ruggespraak gehouden, voor het algemene advies vergeleken, met het gouvernement van Luik, want, sedert de 20e mei 1763 hield het kapittel Cathedraal de macht gedurende de tussenregering tussen de de dood van Jean-Théodore de Bavière en de verkiezing van Charles d’Oultremont, men hun overeenstemde ‘t exclusief privilège voor een termijn van 50 jaar. De voordelen tot hun profijt ten nutte te maken, verleend door het edict van de 1e October 1762 en versmaad door de inwoners van Spa, op de enigste voorwaarde de uitgaven, die zij reeds begonnen was, terug te betalen aan de gemeenschap.

De financiele middelen van de apotheker de Leau en van de draaier Xhrouet waren natuurlijk zeer beschei­den. De {brok} leek hun erg groot om mee te nemen, en om het gewicht te verlichten, formeerden zij een genoot­schap waarin deelnamen, een wijnkoopman, de Luikenaar Niset (83), en de docter Jean-Philippe de Limbourg (84) uit Theux, elk der 4 leden van het genootschap waren van gelijke delen geïnteresseerd in de vereniging.

Men had voor de plaats van het gebouw ‘t centrum van het groot dorp genomen nabij “la place du Pont”, vandaag “Place Pierre le Grand”, aan het begin van de straat van Gravioule, dat weldra”rue de l’Assemblée”(“straat van de vergadering”) ging heten.

De leden van het genootschap zagen ‘t groot en de zaken waren luxueus. Zij richtten zich tot een architect met reputatie, de Luikenaar Digneffe, en tot Italiaanse decorateurs, Gandelei en Moretti, die zelfs decorateur waren van het paleis van de prins Charles de Lorraine, gouverneur van de lage landen, na de

 gebouwen te hebben opgericht, wel te verstaanm de speel-en balzalen, bouwden zij, na deze een schouwburgzaal, de mooiste en de meest besproken van Europa, zegt een journalist van die tijd. Dat zij de aardigste en meest besproken van Europa is geweest is mogelijk maar veel van de andere schouburgzalen zijn van degelijke versiering­en voorzien. Zij was, in elk geval, met de Resoute, een van de meest gelukkige vernieuwing. Het theater en de Redoute gingen bijdragen aan de ontwikkeling van het mondaine Spase leven; vreemdelingen gingen uiteindelijk in Spa een omgeving vinden van elegantie en van luxe die tot dan toe had ontbroken.

Als die gebouwen niet de mooite van Europa waren, werden zij daarom niet minder sterk geapprecieerd. De salons van de Redoute hebben gedurende meer dan een eeuw, van zomer tot zomer {de bobelins} die naar de wateren kwamen, schitterend ontvangen.  De Leau was sedert lang vergeten dat zijn werk nog altijd bestond en slechts vervangen werd door het hedendaagse casino tot aan het begin van deze eeuw.

De schrijver van de “Amusementen van Spa“, waarop men zich altijd moest verlaten om door te dringen in het leven dat betrekking heeft op de baden van e 18e eeuw, beschreef tot in detail de decoratie van die Redoute; hij spreekt met welwillendheid van haar evenwichtige afmetingen, van haar gedecoreerde muren, van parelen met allegorische schilderingen in de smaak van de tijd, zoals een Hygie, godin van de gezondheid, geflankeerd door een slang en een haan, symbolen van de wetenschap en de voorzichtigheid, noodzakelijk bij de medicijnen van de wateren, daarna nog van de Florissen, de Apollo’s, de Bachussen, het gehele hof van de Olympus, voorrang verlenend aan het vermaak van de bals en aan de spanningen van het spel. De schouwburgzaal is ovaal, klein, volmaakt van acoustiek en elegante eenvoud. Gelukkige {boblins} die ‘t een naast ‘t andere, hun duurste tijdverblijf gaan vinden, n.l. het spel. ‘t bal en de comedie..

De schouwburgzaal werd geopend op 23 juni 1771. De mooiste dagen van Spa gingen beginnen, zij moesten duren tot aan de Revolutie, het moment waarop het fortuin van Spa en van de wateren met het ouder Regiem in elkaar zal storten.

Van jaar tot jaar vergrootte het aantal bezoekers: 520 in 1762, zij waren {1240} in 1780 em alle records werden in 1791 verslagen, toen de toeloop dusdanig werd dat de hertog en de hertogin van Wurtemberg moesten logeren in Oud-Spa ; maar dat uitzonderllijke jaar, dat waren noch het spel noch de wateren die zoveel gasten brachten, dat waren de politieke evenementen van Frankrijk. De emigratie begon en deze tragedie zal te Spa de {fine fleur} van de Franse aristrocatrie bijeen brengen. Men had kunnen geloven dat Versaille zich {rendeze-vous} had gegven in de stad van de {bobelins}.

Vanaf deze mooie dag van juni toen het theater van de Redoute werd geopend tot deze droevige juni-maand 1791, gingen 20 jaar voorbij gedurende wlke voor die wereld, zo beminnelijk, zo vol glans, al de levensvreugde en de zoetheid van die tijd gingen zich weerspiegelen in Spa. Gedurende deze 20 jaar, gingen de de LEau’s werken aan hun fortuin en in de zelfde tijd, aan de glorie van Spa.

Vanaf haar begin, was de onderneming van Gérard de Leau een succes, een onverwacht succes. Als hij de winst had kunnen voorzien die de exploitatie van de spelen gingen opbrengen had hij zich nooit hoofbrekens gemaakt over de verbintenis waarmee hij goed overeengekomen was om de rijke overvloed te delen en hij moet zeker erg spijt hebben gehad van zijn uitermate overdreven voorzichtigheid.

De vermeerdering der winsten ging gepaard met de vermeerdering van de vreemdelingentoeloop. Het seizoen van Spa eindigde gedurende de 1e 14 dagen van september.. enm men sloot dan de rekeningen van de

 explotatie af ; De verdeling van de winsten werd gedaan op de dag na de feesten van ‘t grote dorp; en welke winsten ! … De leden van het genootschap lieten manden vol zilveren munten, florijnen en francs bij zich terugbrengen en zoals deze voordelen van de bank der spelen tot hun kwamen, zo werden zij beroemder dan de bankiers.

Wat te doen met al dat geld ? Hij moest het hoofd koel houden, voorzichtig zijn, verstandige geldbeleggingen doen. De Leau en Xhrouet waren wijs en bouwden. De eerste bouwde “‘t Hotel d’Orange”, rue de l’Assembleé; de 2e “‘t Grand Hotel”, place de l’Entrepot en “‘t Hotel Belle vue”, rue des Promenades. Het gerucht ging dat de apotheker 200.000 florijnen aan onroerend goed in ‘t genbouw van ‘t 1e had geïnvesteerd en 110.000 florijnen in die van de 2e. Dit zijn enorme bedragen voor die tijd. Maar dat is slechts een begin; in de loop der jaren die volgen, bouwt hij nog, al hetgeen te kopen is, koopt hij, huizen en {grand(en)}, zo goed, dat hij zijn dood in 1788, zal hij aan zijn kinderen talrijke onroerende goederen en verscheidene honderden hectaren goed gelkegen grond nalaten, zonder zijn deel in de exploitatie van de vergaderzaal mee te rekenen.

Zijn voorbeeld als bouwer werd door andere inwoners van Spa gevolgd die indirect ook hun profijt trokken uit het algemeen eigendom. Men zag dus in enkele jaren ‘t hotel d’York, het Hotel de Bourbon, het Hotel de Suède verschijnen. De gemeenschap zag haar financiëen opbloeien; zij liet in 1716 de douane-gebouwen oprichten; liet in 1779 een nieuwe route leidende naar la Sauvenière ontwerpen, liet daarna in 1781 een doolhof met laantjes van hagebeuken aan de promenade van Sept-Heures (7 uren) aanleggen.

De octrooibrieven van 1763 hielden een wezenlijk percentage van de winsten opgebracht door het spel in. De de staat Luik, en hij zelf, zag dit, als een nieuwe bron om opnieuw zijn kassa’s te vullen; ‘T is daarom dat toen de regering van de prins-bisschop aan de leden van het genootschap geheel zijn steun verleende, de afgunst spoedig grote moeilijkheden ging verwekken.

Sedert 1770 had zich een concurrerend genootschap tegen ‘t gezelschap van Gérard de Leau verzet; een groep Luikenaren had de gebouwen van de “Waux Hall” (86) laten bouwen en wilden er ook een speelzaal hebben en er bals geven. De “Waux Hall” is van onze dagen een van de elegante gebouwen die Spa in de 18e eeuw bezat; Vandaag aan de oorspronkelijke bestemming ontrokken, is er niets verloren gegaan van zijn edele proporties, hij is gerestaureerd geweest en presenteert een zeer elegante voorgevel.

De eigenaren van de “Redoute” , terwijl ze hun voorrecht aanvoerden, verdedigden zich onmiddelijk tegen het nieuwe genootschap dat hun beconcurreerde. Het geschil werd aan de justitie voorgedragen, en de zaak, verdaagd van juresdictie in juresdictie vertraagde. In 1774 was het geschil nog altijd niet opgelost. Het

 zou zeer lang geduurd hebben als de prins-bisschop van Veldbruck niet als scheidsrechter was opgetreden. De prins stichtte de twee gemeenschappen in een nieuw genootschap bestemd om het overeengekomen privilege (voorrecht) uit te voeren voorafgaand aan ‘t enkel genootschap van de Leau en de inschikking overeengekomen acte werd getekend voor de Redoute, door Gérard de Leau en de dokter van Limburg. En voor de Waux Hall, door de Luikenaren Renoz, Plomteux, Bossy en Fossoul.

De overeengekomen regeling bepaalde dat van de 20e juni tot de 15e juli toneelvoorstellingen 4x per week was de zondag, de dinsdag, de woensdag, de vrijdag, dat er 3x per week bal was, 2 in de Redoute, e maandag en donderdag, een in de Waux Hall, de zaterdag. Van de 15e juli tot eind augustus 3 toneeluitvoeringen, zondags, dinsdags en vrijdags. 2 Bals in de Redoute altijd de maandag en de donderdag en 2 in de Waux Hall, de vrijdag en de zaterdag. In de maand septembe, het rimte der bijeenkomsten, was dusdanig toegenomen dat ‘t voor de periode van de 20e juni tot de 15e juli werd vastgesteld. De dagen dat er bal was speelde men niet in de grote zalen van de vergaderhuizen.

Een van de leden van het genootschap, de dokter van Limburg, bevriend geworden met Gérard de Leau, werd door zijn vermaarde medische kennis, een uitstekend publiciteitsagent voor Spa. Zeer gewaardeerd, geleerd en geletterd medicus, lid van verscheidene buitenlandse genootschappen, had hij zijn verblijfplaats in Theux, maar voerde zijn praktijk uit in Spa. Geheel Europa consulteerde hem, hij had de elite als klant waarmee hij een omvang­rijke correspondentie onderhield. Buiten talrijke medische werken, die hij over de Spase kuur en de eigenschappen van de wateren publiceerde, gaf hij op aanraden van Gérard de Leau, zegt men, een reeds zeer bekend werk uit, “het vermaak van de wateren van Spa“, waarvan de 1e editie, daterendvan 1734, ‘t grootste succes gekend had. Heruit­gegevenin 1740 en 1752, had het tegelijk een Engelse, Duitse en Hollandse editie gekend. Maar het boek was verouderd, de inlichtingen, die hij gaf waren 30 jaren oud en alles beantwoordde niet meer aan wat Spa was geworden. Het werk van de Limburgse dokter, “De nieuwe vermaken van Spa“, geeft een vernieuwd aanzicht van Spa. Hij behandelt alles tegelijk, het klimaat, de natuur der wateren, de manier om de kuur te doen, de gemeenscha­po die er zich bevond, bijna ook precies zoals een Baedeker verschafte hij juiste inlichtingen over de herbergen; de 6 belangrijkste waren la Coure de Londresle Grand Monarque, op het grote plein, het Hotel van Vlaanderen, tegenover het capucijnenklooster, het Louvre, straat tussen de bruggen, de koning van Portugal, in de grote straat en het Grand Hotel, place de l’Entrepot : zij zijn dikwijls bezocht door personen die alleen reisden of in klein gezel­schap. De reizigers van gewicht, vergezeld van hun gevolg en die {open tafel} hielden, huurden hotels of particulie­re huizen waarvan zij het meubilaire, het linnegoed, de keukenpotterij, het zilverwerk vonden die mooie huizen heten de Zwarte Leeuw. Die aan Gérard de Leau toebehoorde en dat de koning van Zweden in 1781 bewoonde, het Hotel de Lorraine, dat aan Laubert Xhrouet toebehoorde, het Palais Royalle Cornet, le Mouton Blanc; in de grote straat, la Fontaine d’Or, l’Orange, eveneens van de Leau, het Hotel van Luxembourg, rue de Promenades, l’Hotel de Belle-Vue, les Tuileries; bij het capucijnenklooster, l’Hotel de Soissons; aan de promenade van Sept-Heures, l’Hotel de Bourbon, laCour de Versailles; er waren er nog anderen in Oud-Spa. Een zeer goed plan van de Stad illustreerde het werk van de limburgse docter; straat voor straat, al de huizen zer er genummerd en geregistreerd. De schrijver gaf nog de veranderde koersen aan: de guinée, de louis, de carolin was 39 escalins waard, de souverain van goud 53 escalins, de hollandse ducaat 18, en de kroon 9.

Wat kost het leven in Spa ? Zeventien escalins per dag ongeveer antwoordt de dokter-schrijver, die aldus zijn rekening opmaakte:  logement van een reiziger en zijn dienstpersoneel 4 escalins; ontbijt 1 escalin; diner en souper 6 escalins; een fles wijn 4 escalins; coedsel van het personeel, 2 escalins. Hebt u een gezadeld paard of een rijtuig nodig ? Open uw gids. De gezadelde en beteugelde paarden bevinden zich in de buurt van Pouhon, het zal u voor uw wandeling per paard in de morgen van 2 tot 3 escalins kosten, voor een rijtuig met 2 paarden van 5 tot 6 escalins.

Gedurende 10 jaar van 1774 tot 1784 kende de exploitatie van de Redoute en van de Waux Hall geen enkele verstoring. Dat waren 10 opperbeste jaren èn voor de Leau èn voor Spa. Als u Spa’s gouden boek raadpleegt, zult u er een verbazende keur van Russische en Duitse mineretten, Engelse hertogen, Franse en Italiaanse markiezen vinden, terwijl zich met gouddraad gestikt op al die adel, de koning van Zweden, Gustave III, bevindt die in 1870 meer dan 9 weken in Spa verbleef, de keizer Joseph II, die in 1781 er de prins Henrik van Prinsen, broer van Frederik II ontmoette, de grote hertog Paul de Russie, zoon van de grote Catherina. Te midden voor deze wereld van de hoge adel slopen zeker enkele toppunten van zooitje en geen slechte oplichters, zoals de beroemde Casanova.

De prins van Luik, die overal was, was ook in Spa ; hij heeft in zijn memoires een aardig beeld nagelaten, een beetje karikaturaal van een reunie van de Redoute : Ik kom een grote zaal binnen waar ik eenarmigen de mooie armen zie zwaaien, kreupelen het mooie been zwaaien, namen, titels, en belachelijke gezichten, zwaarmoedige heren, droevig zie ze wandelen, meisjes van Parijs binnentreden met grote schaterlachen, jonge mensen van alle landen zich wanened en voordoen als de Engelsen, sprekend met opeengeperste lippen, Franse bisschppen met hun nicht, een verloskundige met de orde van Sint-Michael, een tandarts met die van het spoor; bazen aan het zingen in het russische uniform van majoor, Italianen in dat van kolonel in dienst van Polen, Hollanders die wisselkoersen zoeken in de kranten, 30 zichg noemend ridders van Malta, order van alle kleuren, links en rechtsm en in het knoopgat, 2 of 3 keurvorsten, gekleed als jagers, met kleine gouden {tres} en jachtmantel; enkele prinsen inognito, die geen indruk meer maakten onder hun ware naam; enkele generaals en officieren teruggetrokken voor hun wanden die ze nooit hebben gehad; enkele russische prinsessen met hun dokter eb paleis en kasteelda­mes met hun jonge aalmoezeniers.

Het is het gouden tijdperk voor de de Leau ! Hun tassen vulden zich, hun macht groeide, hun verwaandheid steeg, maar zij schiepen zich valse vijanden, die hun in discrediet zochten te brengen in de ogen van de openbare vreemdeling. een pampflet van 1782, beeld van Spa, behandelde Gérard de Leau hard en onrechtvaardig. Als zijn beschrijving tegenhanger kon zijn aan die van de prins van Ligne is ze minder geestig maar des te vernijniger : In bijna al de hoofdsteden van de provincie’s van Frankrijk waren er tegenwoordig Redoutes. Dat alles is slechts ‘n schijntje tegenover het gemeenschapshuis van Spa, dit hier is de Redoute van Europa, en er bestaat geen verschik­kelijker huis, zelfs niet bij de Arabieren van de woestijnen, die men rovers noemt. De heer deLaux (sic), hoofdeige­naar van dat huis, destijds apotheker,

vandaag de grote opperleenheer van bijna een miljoen gedraaide franks heeft de industrie naar een punt geduwd verbazend in het deel van de details, wat deze Redoute in zich opsloot. Men betaalde er zelfs de lucht die men er inademde. Men kon 4 keer per week bij hem binnenstormen zonder een ecu aan het enorme inkomen bij te dragen, dat deze oude drager van de Klisteersput al de jaren op de kosten van vreemdelingen zich had meester gemaakt. Hij liet achgter in zijn huis, een comediezaal bouwen, waarvan hij per voorstelling een gouden Louis trok; en opdat ed spelers na de voorstelling zich niet konden vergissen, heeft hij de voorzorg fehad om gemeenschappelijke deuren te maken, waardoor men van de comedie naar het spel kon gaan; hij verkoopt alle mogelijke verfrissingen en warme dranken, alles, zeer slecht en zeer duur. Men kan zeer gemakkelijk zijn vermogen en z’n gezondheid verliezen….Die de Leau rucht op de meest brutale manier de politie af tegen de vreemdelingen, die laf genoeg zijn om het te verdragen

Deze valse drogrede moet het werk geweest zijn van enkele ongelukkige en verbitterde spelers !  De Leau werd zeker niet week, we zullen het later zien, maar die was evenwel niet de bandiet zoals de auteur van de Tableau van Spa (het beeld van Spa) het afschilderde.

Een charmant werk Le Perroquet de Spa gepubliceerd in 1785 – ook een pamflet aan gem – maar beter geschreven en spiritueler, weidt na 100 onderdanen omtrent Spa te hebben aangeklamt, enige regels aan onze apotheker: << Le Tableau de Spa >> is slechts een lijst uitdrukkelijk gemaakt om al de gruwlijkheden er te plaatsen, die de auteur goed heeft gevonden om tegen M. de Laux uit te braken. Het is waarschijnlijk een enkele ongelukkige speler en u weet  dat een man die zijn geld verloren heeft bijna altijd onrechtvaardig is. De uitgespro­ken feiten tegen M. de Laux zijn ontdaan van alle fundering welke ook en het zou dwaas zijn om er geloof aan te hechten. Men kan niet verlangen dat een man, die zijn geld verloren heeft goed gemutst is, maar men kan het eigenaardig vinden, dat hij bij voorkeur M de Laux kiest om voor hem als borstharnas te dienen. Men moet altijd rechtvaardig blijven. M. de Laux heeft meer invloed op het verlies noch op de winst. Voordat M. de Laux geboren werd, is er geld verdwenen in Spa en zal ervan nog verdwijnen wanneer M. de Laux er niet meer zal zijn.

Een derde werk, uit dezelfde tijd als de 2 voorafgaande, daar het in 1786 werd gepubliceerd getiteld “l’Hom­me sans façon” (“De man zonder uiterlijk”) behandelt hij ook het onderwerp van de de Leau’s. Het is een verzame­ling zogenaamde brieven, voorwendsel van ed auteur. Om de reis te vertellen die hem voerde van Parijs naar Spa voorbij trekkend door Reims, Givet, Huy, Luik, Maastricht en Stavelot. Hij vertelt overvloedig van Spa, van zijn fonteinen, van de spelen, van de Waux-Hall, van de Redoute, van de Limburgse dokter, alles en aangenaam allegaartje en hij heeft opgepast de Leau niet te vergeten ; ik heb niet de naam van de schrijver van “‘t beeld van Spa” kunnen ontdekken, schrijft hij, noch te weten gekomen welke de grieven zijn tegen de persoon van M. de Laux. M de Laux is niet van mijn leeftijd, er bestaan dus weinig overeenkomsten tussen hem en mij, ik heb hem slechts 1x tijdens het seizoen gezien. Iedereen is het eens om te zeggen, dat M. de Laux zeer rijk is en ik geloof dat zijn rijkdom het eerste aanspraak maakt op de publieke afkeuring. Ik heb niemand gezien die M. de Laux beschul­digde van roof of onmenselijkheid. Men verwijt hem geen enkele oneerlijke acties, die de ere kan bezoedelen. Maar men zegt dat hij mooie huizen heeft die hij in overvloed bezit… Het is eigenaardig dat M. de Laux die voor een derde in de onderneming van de Redoute zit geen enkel reëel deel van de winst heeft, al de onrechtvaardighe­den op hem alleen neerkomen. Waarom maakt een ongelukkige schrijver liever verwijten aan M. de Laux dan aan M. de dokter ondernemer evenals M. de Laux ?

Het schotschrift waarin men M. de Laux heeft belasterd is anoniem en ieder anoniem werk, wanneer het ‘t slechte zegt, verdient geen enkel vertrouwen. Enkele houder de ecus op de juiste tijd verspreid, zouden de gene­genheid hbben verzoend van hun die over hem kwaadspreken. Het is aan de energie van M. ed Laux dat Spa zijn Redoute te danken heeft. De gemeenschap kan de niet genoeg zijn ware belangstelling; maar als M. de Laux was gestrand, zou de gemeenschap hem niet schadeloos gesteld hebben. Moet men, omdat hij is geslaagd, van zijn successen een recht maken om hem te beledigen ? Ik heb geen enkele verplichting aan M. de Laux. Ik ben dus puur vrij om alles wat ik denk over hem te zeggen; hij heeft mij nooit een glas water aangeboden. Hij heeft mij zelf, bij menige gelegenheden, eene koelheid betuigd, die minachtng inhield; nu dat bewijst niets tegen hem. Vriendelijkheid is niet iedereen gegeven. Iedereen kan niet rijk zijn, maar men moet altijd rechtvaardigheid betrachten. Kleingeestigen en belachelijkheden zijn geen ondeugden.

Ziedaar het silhouet van Gérard de Leau, die in een portret in verscheidene tonen geschetst wordt. Hij scheen zonder enige twijfel sterk heerszuchtig, veeleisend, hard voor hem zelf, zoals hij voor anderen geweest schijnt te zijn, verwoed werker, levendige intelligentie, actief, met passie van geld houdend, ambitieus, nog nauw verwant van de arbeidersklasse, waarvan hij zijn opstijging hem snel verwijderde.

In 1755 was hij getrouwd met Jeanne Xhrouet (87) ; zij was 23 jaar, hij 29. Zij behoorde tot een oude burgerfamilie van Spa. De Xhrouets zijn sedert zeer lang verweven met de geschiedenis van hun oude dorp. Een van hen, Werner, was dokter en schreef een verhandeling over de genezende waarde der wateren van Spa. anderen werden burgemeesters, nog anderen schilderes en graveurs. De beroemdste werd Lambert, burgemeester en raadslid, vooral opmerkelijk door zijn bevoegdheid voor draaier. Hij was de compagnon van onze apotheker in de onderneming der spelen. Hij draaide het ivoor en zijn werken, kleine meesterwerkjes van delicate precisie werden ijverig gezocht door de {bobelins}. Hij bezat een winkel met ‘t uithangbord van ‘t Witte Paard , rue de la grand place. Hij werd naar Wenen geroepen door de keizer François de 1e en naar Brussel door de prins Charles de Lorraine.

Jeanne Xhrouet, zeer zeker voorbeeldige echtenote en waardige vrouw verscheen slechts in grijze kleuren op het familie schilderij van de de Leau’s. We kregen van haar slechts enkele data die verdeeld werden over een periode van 44 jaar van haar bestaan: de datum van haar geboorte 5 april 1732, die van haar huwelijk 7 april 1755 en die van haar dood 26 januari 1776.

Niets spreekt over haar in de stapel papieren van de familie de Leau. Werd zij door de autoritaire persoon­lijkheid van haar echtgenoot verdrongen, heeft zij in zijn schaduw geleefd, teruggetrokken, gefeel verwonderd te zijn verbonden aan een man, die haar misschien zeer sterk superieur was, bezig zijnde met haar huishoudelijke beslom­meringen onder de bescherming, op de weegschaal van familie ?

Zij had 9 kinderen van 1756 tot 1770: 6 jongens, 3 meisjes. 2 zoons en 1 dochter stierven op jonge leeftijd. 4 jongens : Gérard, Michel, Laurent en Jonas bleven leven, trouwden en hadden nakomelingen. De 2 dochters trouwden ook, Marie-Catherine en Elizabeth.

De meisjes gingen de vader helpen, zoals Gérard, Michel en Laurent, maar vooral Gérard, die  als de charmante prins van de familie verschijnt.

De vooruitgang van Spa ging gepaard met die van de de Leau’s. Van 1760 tot 1785 veranderde Spa com­pleet. Het grote dorp ging zijn dorpsaspect verliezen om dat van een kleine stad te presenteren. Men moet het plan, dat zich in de Nouveaux Amusements van 1782 bevindt raadplegen om te zien, dat het hedendaagse uiterlijke vorm van de stad sterk herinnert aan die van toen. De huizen met de puntige daken waarvan Wolff spreekt zijn verdwenen ; zijn vervangen door ruimere gebouwen, die, bijna allen omstreeks 1890 nog bestonden. Enkele -zeer zeldzame-  bestaan nog, zoals het elegante Hotel de Lorraine, tussen 2 oorlogen gerestaureerd door de apotheker van Bournon­ville. Waarom zijn ‘t Hotel de la Poste, het Hotel des Pays-Bas en vele anderen die wij gekend hebben daar niet meer ? Zoveel anderen als zij zijn helaas verdwenen! Zij waren de beminnelijke getuigen van een voor altijd verloren tijdperk en wij blijven ons hun namen herinneren. Eerder hbben wij ervan aangehaald, maar hoeveel anderen kunnen genoemd worden hetzij hotels, hetzij huizen of herbergen met {opper}, charmante en verloren uithangenborden: n.l. La Belle Anglaise, La Botte Anglaise, La Reine de France, Le Petit Jardin, rue de l’As­semblée, Le Vaisseau Anglais, place du Pont, Le Cnur Brûlant, rue de la Grand’Place, L’Eléphant, rue Entre-Les-Ponts, Le Soleil Couchant, rue des Capucins, La Pommelette, rue de la Promenade de Sept-Heures, Le Chameau, place de l’Enterpôt, Le Duc de Bedford, Au Petit Louvain, A L’Hôpital, aan het einde van de route naar Tiège en Warfaaz. Er waren in Spa in 1782 meer dan 300 huizen met uithangborden. We zouden zin hebben om te zeggen betiteld, want de gewoonte wilde, dat daar waar een grote heer gelogeerd had, zijn wapens de gevel decoreerde.

De logementen waren talrijker geworden en boden meer gemakken, ook het verblijf werd aanmerkelijk verbeterd. De plaatselijke autoriteiten hielden zich tegelijk bezig met het inrichten van de stad en zijn omgeving. omstreeks 1750, bestaan er 2 wandelingen die van 4 uur en die van 7 uur, waarvan wel is waar, slechts 2 weiden geappreciëerd werden door de {bobelins} omdat zij geen enkel oneffenheid van het terrein boden; er was nog de tuin van de Capucijnen, voor het publiek geopend en toegankelijk voor de dames door geheel speciale inbreuk, want ten opzichte van toegangen en buiten gelegen terreinen keken zij door de vingers. De toenemende geldmiddelen stonden het inrichten van wandelingen en wegen toe. De wandeling van 6 uur werd met iepen en linden beplant, voorzien van een groene salon gelopen langs prieeltjes; een laan, de Promenade de communication, verbond haar met La belle leveé, die de vermaarde allée du Marteau werd ; De berg liet op zijn flank de wendingen van voetpaden zien die leiden naar het Belvédère tot in zijn top, opgericht door de landgraaf van Hesse. Particuliere tuinen frank­eerden de 2 zijden van de wandeling van 7 uur. de weg van de Sauvenière wordt een route, die van Géronstère wordt verbeterd en een weg, ein rechte lijn, dwars door bos snijdend, verbindt la Sauvenière met la Géronstère. Het plein van de brug wer berbreed; de bestrating van Spa van zo’n slechte reputatue dat men zich van een wandelstok moest voorzien, werd venrnieuwd. Fontijnen werden geopend in goed verzorgde straten. Het grote dorp werd voorzien van pakhuizen en ijskelders. Een nieuwe systeem werd opgericht voor de kazernering van de officieren van politie. Meer paardenen rijtuigen werden ter beschikking gesteld aan de {bobelins}. Het kerkhof dat de kerk omringde werd getrasporteerd naar de achterzijde van de stad; een postkantoor werd gecreërd en geleid door

 een van de zonen van de Leau. In 1773 zelfs voordat dat nieuwe spektakel bekend is in Parijs, zag men voor de eerste keer te Spa, op het terrein van de hedendaagse gemeente van Sart, paardencourssen. Zij waren georganiseerd door de hertog van Lauzun die toen een avontuur had met de mooie prinses Czartoriska (88).

Al de werken weredn gerealiseerd onder het magistraat van de de Leau’s, die nog vele andere projecten hadden, maar de tijd liet hun er de mogelijkheid niet toe. De limburgse docter, in zijn nieuwe vermaken van Spa, geeft ons een lijst van al hetgeen zij wensten op te richten, te verbeteren, of te veranderen; laten we hem aan het woord: in afwisselende dialogen laat hij de {bobelins} van die tijd spreken: De ridder, de president, de graaf. De graaf: Men weet dat er een project geformeerd is en waarmee men het plan heeft het Grote plein te verbreden, een salon en open galerieën in de buurt van de fontijn van Pouhon, Maar dat project in zijn uitvoering zeer kostbaar, maakten geesten verontwaardigd, onacceptabel de waarde van de dingen te waarderen. Slechts de uitgaven zagen een ander project met een zeer groot voordeel, is die van een dijk en een sluis, boven het grote dorp, om de wateren tegen te houden die men s’avonds losliet om de modder op de bodem van de rivier af te graven. Dit middel zou de besmetting van de lucht voorkomen, die niet alleen voor hem zelf voor de gezondheid maar ook voor Spa zuiver moet zijn. Dit reservoir zou ook een rivierbad vormen en een watervoorziening in geval van brand. Daar wij voor de projecten zijn, zou ik willen dat men die maakte ommde bedding van de rivier niet te laten vernauwen, om niet overgeleverd te zijn aan gevaarlijke overstromingen. Men zoiu nog meer dingen kunnen maken, antwoorde de predident, men zou dwars door “la Grande Place”, en in “de straat van de Promenade van Sept Heures“, een gewelfkanaal kunnen maken om als afwatering te dienen. En ik, zei de graaf, daar de oefening verwant is met het gebruik van de wateren, heb ik gebprobeerd een gymnasium of een oefenacademie voor te stellen. Deze vestiging zou zeer goed geplaatst kunnen worden in de weide van de “Quatre-Heures”, men zou er lanen en groene {zalen} kunnen maken, waar men kaatsspel, voetbalspel, raketspel zou kunnen spelen, en waar men zichb met alle soorten bewegingsspelen zou amuseren, men zou er een ringloop, de schommel, een mechani­sche rijkunst  fauteil kunnen oprichten. De beweging is misschien de universeelste remedie voor dew chronische kwalen. Het zou goed zijn andere projecten te ondernemen en waarvan de uitvoering urgenter en meer in over­eenkomst met de plaats zou zijn, voegde hij er aan toe, men zou, onder andere, het bekken van de fontein van de Pouhon kunnen opheffen en de wateren door kranen laten stromen en de opening van de bron slechts toestaan voor het vullen van de flessen van de vreemdelingen en op z’n allerminst zou men een 2e bassin aan de kant, voor het gebruik van het volk moeten maken. Door de afwatering aan de wateren van dezelfde bron, zou er een middel te verschaffen zijn om aanzienlijk meer geladen met mineraal dan die van de Tonnelet aan de baden te leveren. Men zou er van de baden gemineraliseerde aarde kunnen winnen, er zouden slechts gemetselde badkuipen gebouwd hoeven te worden, met ovens, waarvan de huizen geleid zouden worden in de zware tussenliggende muren om de aarde, waarmee die badkuipen gevuld worden, te verwarmen, die men bevochtigde met hetzelfde mineraalwater. Men weet dat de modderbaden in Azie en verscheidene landen voor andere delen van de wereld gebruikt worden. tegen reumattische en andere chromatische kwalen. Dit waren

geneeskrachtige modders in de smaak van die van St. Armand, maar doeltreffende in alle gevallen. Het is niet nodig om te zeggen dat men dadelijk overging tot die modderbaden.

Wat ze zeggen van die projecten als die slecht verbazend zijn en in het bijzonder die de kuur van de modder­baden voorziet en dat zij op hetgeen gedaan zal worden te Spa, in de loop der komenden jaren, vooruitlopen.

*

*                       *

De oudste van de 4 zoons van Gérard de Leau en van Jeanne Xhrouet gaat, hij ook al, een belangrijke rol spelen in het Spase leven; we zullen zien, stuk voor stuk, advokaart, burgemeester van Spa, meester van de wateren en de bossen van de markies van Franchimont, direkteur van de rijkspost, erewacht van de prins-bisschop, attaché gedurende de campagne van 1794, in de generale staf van de prins van Wurstemberg.

Hij was advokaat. Hij zou gestudeerd hebben aan de universiteit van Leuven. We vinden dit gegeven in het reeds geciteerde werk “L’homme saus façon” waarvan wij de volgende regels zullen aanhalen:  Kent u de advokaat Delaux ? Ik hem hem eens te Leuven gezien, toen hij filosofie studeerde.(89)

Dat hij advocaat geweest is, dat is onbetwistbaar; dit beroep is hem officieel toegediend en menige gelgenhe­den en alles speicaal in de actes uitgaande van de administratie van de prins van Luik, betrekking hebbend op zijn beheer van de wateren en bossen. Wanneer neemt hij zijn licentiegraad in recht ? We hebben nooit exact de datum ervan kunnen vaststellen.

We hebben gezegd dat hij de charmante prins was van de familie. hij schijnt niets geërfd te hebben van de ruwheid van zijn vader. Naar de lezing van de talrijke documenten, die men over hem bezit schgeen hij hoffelijk, beleefd, vriendelijk, gevoelig in de vorm van de XVIIIe eeuw. Hij is gecultiveerd, schrijft gemakkelijk en duidelijk. Degenen die hem van nabij ontmoeten waarderen hem en beminden hem. Naar die aanleiding zullen we van een van zijn vrienden langere brieven citeren maar wij zullen zonder lang te wachten, een waardering van zijn karakter, uit de l’Homme sans façon trekken: Van al de kinderen van M. Delaux kende ik slechts de oudste zoon, die men gewoon meneer de advocaat Delaux noemt. Hijheeft een betrekking in de wateren en bossen, die gelijk is aan bijzondere meester bij ons… matig ik mij geen enkel oordeel aan op de rekening van meneer de advocaat Delaux. Ik kan getuigen dat hij het goede doet, dat hij zelfs een beetje algemene adel bezit. Hij spreekt met gemak, zijn wijze van uitdrukking heeft iets brilliants. Ik heb me niet kunnen verdedigen tegen een opwelling van bewondering toen ik hem heb horen redeneren. Waarom blijven zo veelm talenten in Spa verborgen. Hoe kan een man van verdienste als meneer de advocaat Delaux zich beperken tot duistere functie’s als directeur van de Rijkspost. Wat zou het mooi zijn om zijn ziel te zien, zei Voltaire: om de ziel van de advocaat Delaux te beoordelen door zijn redeneringen en zijn aktie’s, zou er geen mooiere ziel zijn om te zien dan de zijne.  {?}

Er bestaat van hem een portret, geschilderd toen hij ongeveer 25 jaar was. er verschijnt een vol gezicht van een ovale regelmaat, het voorhoofd hoog onder de gepoederde haren die de zwarte {catogan} bind op de

nek. De neus is recht, de ogen bruin, de mond goed getekend in de een beetje sensuele lippen. Hij is in een blauwe rok gekleed, verspreid met gouden opzetsels, een vest eveneens voorzien van kraag, gouden {tressen} en knopen, de wandelstok in de hand, hij houdt zijn driekantige steek onder de arm. Dit portret, met een enigzins afgesleten bewerking, de te stijf in de beweging, geeft evenwel een levendig en beminnelijke impressie. Dat moet zo niet een mooie man, op z’n minst een aardige jongen lijken. Het leven lachte hem in die tijd toe; zijn vader was op het toppunt van zijn succes, alles was voor hem gemakkelijk. Al de verlangens en al de ambities waren hem vergund. Hij had het werkeloze en frivole bestaan van een zoon van goede gamilie kunnen leiden. De verleiding er toe moest in Spa sterker zijn, dan overal elders daar de verkwisting er lopende voorstelling was, maar zij leidde er niet toe, en we zijn er zeker van, dat als deze neiging zich had voorgedaan, zijn vader {daar was?} geweest om een instituut te beteugelen, wat zijn mening over stoffelijke werkelijkheden {slecht kan?} bewijzen. We zullen vader de Leau enkel jeugd afwijkingen van zijn 2e zoon Jonas zien bestraffen en zelfs de strengste maatregelen wat het testament betreft tegen de ongelukkige nemen.

{gedurende de regering van de prins van de prins van Velbruck?} De jonge Gérard de Leau, rijk, aantrekke­lijk, met een natuurlijke beminnelijkheid, geheel vervuld van het leven, besefte niet dat hij zijn mooiste jaren beleefde; hoe zou hij overigens hebben kunnen vermoeden dat spoedig een wereld ging ineenstorten en dat die verwoesting zonder voorafgaande waarschuwing hem van zijn {taken?} zou beroven, hem zou dwingen tot een lang ballingschap en hem met de armoede zou laten kennismaken, en hem zou beroven van het familie-erfdeel.

Op 20 -jarige leeftijd was Gérard de Leau advokaat en al meester van de wateren en bossen van de markies van Franchimont ; hij voegde nog aan de functie toe die van directeur van de keizerlijke post van Spa.

Spa was, tot dan toe, wat de postdienst betreft, gelijkgesteld geweest met de kleinste dorpen, 2 maal per week werd de correspondentie naar Luik verzonden door bodes  ; ook die van vertragingen, die van verloren brieven en die van klachten !

In 1781, waren 1150 personen naar Spa gekomen en hiertussen illustere lieden ; les Amusemens een {stalen?} collectie citerend, naar volgorde van aankomst : Prins Frederic van Engeland, de prins-bisschop van Osnabrück, de prins-bisschop van Luik, de prins en prinses van Liechtenstein en hun kinderen, de landgraaf van Hesse-Casel, de landgraaf van Hesse-Rheinfels, de aartshertogin Marie-Christine en haar echtgenoot, de hertog van Saxe-Teschen, de prins Frédéric van Nassau-Siegen, de prins Henri van Pruisen, broer van de koning Frédéric II, Joseph II, keizer van Duitsland, prinses Lubomirska, de hertogin van Arenberg en haar dochter, de prinses van Starhemberg en haar zoon Louis, de hertogin van l’Infando, geboren als prinses van Salm-Salm, met de markiezin Delviso, haar dochter, de graaf van Saldogna en de ridder van Toledo, zijn zoons, de hertog en hertogin van Chandos, de hertog van Richmond, de prinses weduwe van Stolberg, de prinses Gagarin geboren Troubetskoy, de prins Gagarin,  de hertog van Arenberg, de prinses van Ligne met haar kinderen, de prinses van Orange en haar dochter, de prins van Salm-Salm, bisschop van Tournai, de prins van Luik…

De nadelen van de post konden niet worden toegeschreven{?} aan dergelijke personen, hij moest, op z’n minst gedurende de zomer een snelle verzending van de correspondentie verzekeren. De regering van Luik had er zeer zekere over nagedacht, maar zonder een middel er toe aan te dragen. De de Leau’s zullen er zich dan mee gaan bemoeien.

De administratie van de Post herleefde in het keizerrijk van de {prinselijke?} familie de Tour et Taxis; al in 1516, François de Tour et Taxis had de 1e postdienst tussen Wenen en Brussel gesticht en sedert dan, was de keizerlijke post onder de hoede van dit illustere en machtige huis. Het prinsdom van Luik, van keizerlijke {leenvoe­righeid?}, was weer verbonden met het keizerrijk door band van zeer verwijderd feodale oorsprong aan het einde van de 18e eeuw. Het postnet nochtans dat zich over de staten van de prins-bisschop uitbreidde was beheerd, met de hulp van een geheel ministerie door de Tours et Taxis. Het is dus tot deze waartoe hij zich moest wenden om in te stellen waar Spa z’n vreselijk gebrek aan {houd?}.

Terwijl hij nog studeerde had Gérard de Leau een baron van t’Serclaes ontmoet waarmee hij zich naar het schijnt verbonden had. De baron van t’Serclaes (90) was kamerheer van de aartsbisschop, keurvorst van Keulen en ridder van de prins van Tour et Taxis. De jong de Leau herinnerde zich die verbintenis en hij schreef, de 20e maart 1782, aan zijn oude vriend:

Gesteund op onze oude kennismaking, als het mij gepermiteerd is om te spreken van de achting die u mij zeer hebt willen getuigen tijdens mijn verblijf te Leuven, dat ik de vrijheid neem om u te schrijven over een object, niet minder nuttig voor de financieën van S.A. Mgr de prins de Tour et Taxis, als interessant voor het publiek, vroeger was er een eenvoudig postbode voor die plaats nodig, maar vandaag mijnheer hebben de beroemdheid van de minerale wateren en de varieteit van de vermaken die men er vindt van gemaakt gedurende het mooite zeizoen, het rendez-vous van de hele adel en zelfs van de Prinsen en oppersten van Europa, dat er bijna geen postkantoor is dat meer overladen met verzendingen en ontvangsten is, gedurende 4 a 5 maanden en ‘t is evenwel altijd aan een eenvoudige bode waaraan alles toevertrouwd wordt. Ondanks de herhaalde klachten van de vreemdelingen die zodra die man is vertrokken, niet weten tot wie zij zich moeten wenden, om de brieven of pakjes te ontvangen, die hen zijn voorafgegaan, die {a post restant} zijn of die dan in de grootste onrust verkeren over het lot van voorname papieren.

Het is mijnheer, mijn persoonlijke belangstelling, dat die klachten waarvan ik, menig en menige keer getuige ben geweest, die mij verplichten om u te schrijven, terwijl ik u verzoek, meneer, om mijn bevindingen aan S.A. Mgr de prins de Tour et Taxis, mede te delen, opdat zij hier, een postkantoor wil verstigen. ‘T is in dat geval dat ik uw welwillenheid opeis meneer, en dat ik u zeer dwingend verzoek, meneer, om S.A.S. te smeken om de directie van bureau met mij eens te laten zijn. Als er garantie moet zijn zal ik er leveren en het ambt, dat onze gracieus prins mij zeer heeft willen toevertrouwen kan u waarborgen hetgeen ik naar voren breng.

Ik zal ze, meneer, zeer erkentelijk zijn voor deze dienst. En als het in mijn macht ligt om u bewijzen te geven, zal dat voor mij een ware genoegdoening zijn. wilt u mij de gunst verlenen om mij een antwoord te geven en te geloven dat men niet {een eerbiediger achting?} kan zijn.

Het antwoord liet niet lang op zich wachten ! De 26e april schreef t’Serclaes van Ratisbonne aan Gérard de Leau :

Zodra ik uw brief had ontvangen, heb ik alles in het werk gesteld om doeltreffende antwoorden op het vertrouwen dat u mij betuigde en bijgevolg heb ik mij dadelijk gewend tot de intiemste raadgevers van S.A. (en niet aan mijn doorluchtige meester, zoals u te verlangen scheen, gezien dat dat niet de gang van zaken bij de post is, om zich direct te wenden tot de persoon van de meester) die mij zulklen antwoorden dat die materie reeds behandeld geweest zijn in de intieme vergadering van S.A. Zij had de baron van Lilien, intieme raadsman en directuer van de post van Maseyck met deze opdracht belast met volmacht te doen wat dat betreft hetgeen hem goed zou schijnen om het algemeen nut en de belangen van S.A. genoemd Hoogheid.

Ik schreef dus dadelijk aan baron de Lilien, die ik goed ken om u aan te bevelen, meneer, terwijl ik hem uw originele brief zond, hoop ik evenwel, dat ik mij durf te vleien dat in geval hij geen projecten heeft geformeerd of aan mijn aanbeveling vorige beloftes heeft gegeven, hoop ik zeg ik op een gelukkig succes van uw verzoek. Ondertussen zou ik het niet slecht zijn dat u hem zelf schrijft, om een betje in detail te treden omtrent dit nieuwe arrangement, hem evenwel smekend, u de gunst te verlenen om u aan te bevelen in zijn 1e rapport aan S.A. onze doorluchtige meester.

Wees bovendien overtuigd, meneer, dat het verlangen, wat ik heb om u van dienst te zijn, niets in mij gelijk is aan het genoegen om u van de achting en het volmaakte aanzien te verzekeren, waarmee ik de eer heb te zijn, meneer,…

Voordat Gérard de Leau contact had opgenomen met de baron van Lilien liet t’Serclaes hem een brief volgen die hij als volgt ontving :

Het is lang dat ik heb verlangd om voor het algemeen belang een vestiging van post in Spa te maken. Maar tot heden heb ik de belangen van onze doorluchtige meester kunnen verzoenen met die van het publiek betrekking hebbende op een stichting, die slechts kortstondig zou zijn, dat wil zeggen voor de zomer. Maar vandaag, zoals uw protégé, meneer de Leau, Meester van wateren en bossen van de markies van Franchimont, voorstelt aan die ondernemning, de zaak mogelijk zou zijn, als hij de condities wil aannemen, die ik hem zal voorstellen. Daartoe zou het goed zijn – {beper} voorbehouden – dat u hem aanduidde om zich ten opzichte van dat onderwerp tot mij te wenden en naar mijn buitenverblijf te komen op een halve plaats lengte van hier, die ik deze week ga bewonen. Het zal kunnen, in dit geval, een raadman met zich mee te nemen, ik twijfel zelf niet aan het welslagen, in weerwil van de oppositie’s die ik verwacht van het hoof van Luik.

De baron van Lilien vergiste zich niet, het hof van Luik liet inderdaad een zekere tegenwerking aan het project van Gérard de Leau merken en spande zich in om de verwezenlijking te beletten. De Leau, voorzichtig, had reeds een verzoekschrift naar de prins van Luik verzonden, waardoor hij de toestemming verzocht om de functie’s van directeur van de Post te aanvaarden :

De inspecteur van de wateren en bossen van uwe hoogheid komt zeer nederig voorstellen , hetgeen besproken is met de intieme raad van S.A. de prins de la Tour et Taxis, de bouw van een keizerlijk postkantoor voor brieven in uw grote dorp Spa; hij hoopt dat hij er de leiding over zal krijgen. En niets wat dat betreft willende doen, zonder de toestemming en goedkeuring van uw hoogheid te hebben verkregen.

Ik smeek u zeer nederig, dat het u behaagt, monseigneur, hem bij voorkeur onder uw goedkeuring te verlenen.

Gérard de Leau, zoon..

Daarna, op het ogenblik van een persoonlijke audientie, had de Leau de tijd zijn projecten aan de Prins te laten zien en de hoogheid beloofde hem dat er geen ekele hindernis gemaakt zou worden. De voorziene vijandigheid manifesteerde zich spoedig door een tussenkomst van meneer van Longrée (91), secretaris van het cabinet van de prins-bisschop. Meneer de Longrée probeerde de prins te laten terugkomen op de verzekeringen die hij had gegeven aan Gérard de Leau en terwijl hij de grote kanselier tussen beiden liet komen, die heel simpel tegenwierp dat de prins de Tour et Taxis niet de bevoegdheid had om een postkantoor in Spa te bouwen.

Toen nam vader de Leau, die nauwelijks verdraagt dat men zijn gezichtspunten tegenspreekt, de zaak in handen en gooide zoals een Ardeus wild zwijn, zijn hele wereld omver. Hij ging zomaar naar Luik, zag de prins en verkreeg de bevestiging van hetgeen er beloofd was aan zijn zoon.

Terwijl de zaak dus was geregeld, werd het postkantoor te Spa door de baron van Lilien geopend en de advokaat de Leau werd er directeur benoemd. Het tractement dat hem werd toegekend was 1130 Luikse florijnen, en die som vormde, als het ware, een overeenkomst tot het leveren van goederen of het verrichten van werk tegen een vaste prijs, waarin de Leau en zijn tractement en het middel om de algemene kosten van de administratie te dekken moest vinden. Hij kwam er nooit toe om de het budget van deze onderneming in evenwicht te brengen, maar, in 1782, was dat van zeer weinig gewicht voor hem ; hij had overigens nooit overwogen om enkel financieel profijt uit de zaak te trekken ; alleen had hem de interesse van Spa geleid, maar, misschien was hij ook gevoelig voor eervolle kant verbonden aan de directie van de Post…

Later, toen hij moest emigreren en miserabel leefde te Essen, wendde hij zich tot de prins van Tour en Taxis en toen hij hem zijn trieste situatie schetste, vroeg hij hem de belangrijke sommen die hij had uitgegeven wat betreft de administratie van de post te overwegen en smeekte hem om enige geldige hulp te verlenen. Gedurende zijn 12 jaren van beheer, had Gérard de Leau meer dan 8000 florijenen besteed om de goede afloop van de zaak te verzeke­ren.

Het postkantoor werd gebouwd aan de zijde van het Hotel d’Orange, rue de l’Assemblée, maar in 1785 verwoeste een brand het Hotel d’Orange en beschadigde het gebouw van de post ernstig die overgebracht werd naar Armes d’Angleterre, die eveneens aan de de Leau’s toebehoorde.

Die brand nam grote afmetingen aan, de Redoute werd zwaar getroffen ; het vuur, gedragen door de wind, verbond zich met huizen van de rue de la Sauvenière, het nam werkelijk de allure van een catastrofe aan. Om te hulp te komen aan de door brand getroffen gebouwen, waarvan er sommige compleet verwoest waren, gaf men een voorstelling tot hun profijt. Het schouwspel bestond uit twee stukken le Barbier de Séville (De barbier van Sevilla) en La Brouette du Vinaigrier, geheel vergeten vandaag. De voornaamste rollen werden bezet door de inwoners van Spa ; Michel de Leau was de graaf Almaviva en Gérard vervulde

 de rol van Figaro en van de viaigirier (azijnverkoper). Gérard oogste zoveel succes dat hem de bijnaam van Figaro bleef en dat het door die bijnaam is dat hij in al de geschriften en pampfletten van die tijd aangeduid is.

*

*                       *

Enkele jaren vroeger, in 1779, trouwde de jongste dochter van de apotheker Elisabeth. Zij was 19 jaar toen zij trouwde met Philippe-Jean-Joseph de Marteau, van Theux, zoon van Lambert de Marteau, rechtsgeleerde, erfelijk {hautgruyer?} van de mariculeuse Parallée van God en heilige Petrus en van de vereniging van Saint-Remacle, verscheidene keren burgemeester van Theux, en van Catherine-Françoise van Boniver{?}. Dit huwelijk moet de oude de Leau zijn bevallen ; hij bond inderdaad zijn dochter aan een man wiens familie op z’n minst gelijk was aan de zijne. Het contract, gedateerd van de 29e april 1779, getuigde van zijn voldoening, daar hij een bruid­schat van 20000 florijnen toekende. Het jaar daarop in 1780 overhandigde hij aan zijn schoonzoon een som van 300 florijnen, kledingstukken en luiers voor zijn eerste kleinkind. Dit verbond had zijn geschiedenis en helaas van zeer korte duur; Elisabeth de Leau stierf te Theux, de 20e april 1782. Zij had 2 kinderen gehad, een dochter en een jongen, die alle 2 enkele maanden oud overleden, de jongen, de dag voor de dood van zijn moeder.

Als vader de Leau zich had kunnen verheugen op het huwelijk van zijn 2e dochter, ging hij niet even eens naar het huwelijk van zijn oudste dochter Marie-Catherine.{?}

Toen Jeanne Xhrouet gestorven was in 1774 nam zijn oudste dochter, toen 15 jaar oud de last van het huishouden op zich. Het huispersoneel commanderende en de opvoeding van jonge broers en zuster bewakende, waarvan de laatste slechts 4 jaar oud was: haar vader, opgeslorpt door zijn eigen zaken en die van Spa hield zich naar het schijnt, niet veel bezig met die grote wijze dochter die thuis bleef zonder deel te nemen aan het mondaine leven. De familie de Leau bewoonde in die tijd het Hotel van Vlaanderen, rue d’Amontville, en de verlegen Marie-Catherine dacht nauwelijks aan uitgaan.

De tante van Marie-Catherine, Elizabeth de Leau, trouwde met notaris Crahay (92), stierf door zwakte in 1781 zonder een kind achter te laten. Daar zij zwak was voorzag men sedert lang haar einde, haar broer, de apotheker, manoevreerde zo goed hij uiteindelijk per acte van 22 september 1773 voor het hof van justitie van Spa, gedaan kreeg, dat al de goederen van zijn zuster naar zijn zoons terugkeerden. Die acte, die notaris Crahay kwetste, vertroebelde, meer daneens, de familiaire sereniteit, maar de notaris, als de storm voorbij was, ging niet door met minder het zijn schoonbroer te bezoekenen na het overlijden van zijn vrouw vervolgde hij zijn bezoeken aan zijn schoonfamilie. Zijn jonge nicht liet hem niet vulg onverschillig en zijn titel van oom liet hem toe haar meer en meer te zien, dikwijls zonder dat zijn tegenwoordiheid zijn schoonbroer verontrustte Spoedig werden zijn gevoelens gedeeld niet de tedere Marie-Catherine en er moest

een moment komen dat de ogen van de vader zich openden ; het eindigde met aan Crahay zijn huis te verbieden en beval zijn dochter die verleider niet meer terug te zien. Vergeefse voorzorg ! Dat was inderdaad zonder op de liefde te rekenen, want, hoe verlegen en onderdanig zij ook was, Marie-Catherine, drong er toch, als redster, buiten het ouderlijk huis om, binnen ; Maar laten we de pen afstaan aan de notaris Brixhe (93) :

De 29e maart 1782. Ik, ondergetekende notaris en in tegenwoordigheid van hierna genoemde getuigen, verklaar en verzeker, dat vandaag, de heer Jaques-Hubert Crahay, wethouder en griffier van Spa, bij mij in mijn kantoor is binnengetreden na 7 uur s’avonds, dat hij over zekere bewogen zaken aan het hof van Spa waarin ik aangesteld ben in mijn kwaliteit van procureur, is komen spreken en plotseling treedt mejuffrouw Marie-Catherine de Leau binnen, terwijl zij zich tot mijn vader wendt, hem vraagt of mijn genoemde heer Crahay niet bij ons was, dat zij bij z’n huis geweest was en hem overal zocht. Waarop mijn vader haar antwoorde dat hij er was, treed zij de kamer binnen, warr hij was, omarmt hem, neemt nu als getuige, dat zij is gekomen om hem te trouwen, dat zij belooft voor God en ons als getuigen nooit een ander te trouwen.

Mijn genoemde heer Crahay omarmt haar, en terwijl hij het woord neemt, antwoordt hij haar en belooft haar ook tot zijn echtgenote te nemen en nooit een ander te nemen dan mejuffrouw de Leau en dat hij in z’n zak de dispensatie van Rome omtrent bloedsverwantschapszaak had.

Waarna zij ons hebben verzocht hen te samen te laten terwijl ze ons zeiden dat zij iets te bespreken hadden ; We hebben toen de ruimte verlaten waar zij enige tijd oog in oog met elkaar hebben verbleven. Enige tijd daarna hebben zij ons verzocht om weer binnen te komen en door mij, genoemde notaris, daarvan acte op te maken hen naar de pastorie te begeleiden waar zijnde en sprekende met de eerwaarde pastoor, de partijen de bovengenoem­de verklaringen en beloften hebben herhaald, terwijl zij te overstaan van God en onze moeder de heilige kerk eerbiedig aanvulden en verzochten, waarbij mijn genoemde heer hem werkelijk dispendatie van Rome voorlegd heeft, om rede van bloedverwantschap waarvan de genoemde eerwaarde pastoor inzage heeft genomen, bijgevolg, van alles waarvan hierboven is gesproken en aangezien er in die plaats geen enkel klooster van Religieuzen is om er de genoemde juffrouw met zekerheid onder te brengen, totdat ‘t de eerwaarde pastoor behaagde om hun huwelijk in te wijden. De bovengenoemde heer Crahay heeft de zeer eerwaarde pastoor verzocht en gesmeekt om de bovengenoemde juffrouw in een kamer an de pastorie te ontvangen, terwijl hij aanbod om alles was geeist werd te betalen en terwijl hij bovendien de genoemde eerwaarde pastoor smeekte om de genoemde juffrouw onder zijn hoede te nemen, daar op geen enkele manier, welke dan ook ernstig te laten vallen, maar haar alle passende hulp te geven.

Gemaakt en voltooid in het genoemde Spa in het kantoor en pastorie als hierboven aangehaald, in tegenwoordigheid van Godefroid Brixhe, gille Brixhe, Madeleine Brixhe, Meneer J.P. Delhé, {vicaris} van de

genoemde plaats en mejuffrouw Gertrude Dujardin, en die nagelaten authentieke copie van die acte aan de eerwaarde pastoor de welke mijn minute{?} van de akte hebben ondertekend en ik.

(s) Brixhe, notaris van Luik in trouw.

We vinden niet in dit notariele document als geheel een commedie scene van het oude repetoir. De 2 geliefden, de goede pastoor, zijn dienstmaagd (94), de notaris die het schrijfgereedschap onder den arm, gaat van zijn kantoor naar de pastoor. Er ontbreekt nog Géronte, de misleidde vader, gebleven in de coulissen. Ah ! Welke woede moest hij ondervinden, van welk schandaal moest het lege huis zijn terugslag ondervinden, toen hij de klucht die gespeeld zou worden, kende. Die woede, Crahay moest haar vrezen. daar hij de opdracht aan de pastoor gaf om over de veiligheid van de juffrouw te waken.

Geheel de stad, zoals in het leid, moest het avontuur kennen eer wie zou het ook anders hebben kunnen zijn, de Brixhen, Godefroid, Gille en Madeleine ervan getuigen zijn geweest en nog meneer pastoor en Gertrude Dujardin !

Waarschijnlijk lijdt vader de Leau aan het nadeel, dat hij te aanmatigend is in het zeggen van zijn mening en vertrouwelijk mededelingen te doen aan allen over zijn persoonlijke onenigheden in alle geval, Spa vermaakte zich met het avontuur, zij voedde alle conversatie’s, en men vond het een goed voorwendsel om de alleenheerser te bekritiseren.

Vader de Leau heeft het zijn docher nooit vergeven om te trouwen {…} ; {…}

Enkele jaren later, toen door testamentaire beschikkingen, hij zijn erfenis regelde, is zijn wraakzuchig humeur nog altijd niet bevredigd. Hij moet van nature zeer wantrouwend geweest zijn want, al de 30e augustus 1774, toen zijn vrouw nog leefde, had hij, samen met haar, een testament opgesteld waarin in een van zijn artikelen zij voorzagen dat als het gebeurde dat een of ander van de 6 genoemde kinderen zich slecht zou gedragen ten opzichte van de erfenis, en als hij van plan was om zonder toestemming of goedkeuring te trouwen, hetzij dat zijn keuze op een persoon van slecht gedrag zou vallen, hetzij omdat dat een persoon zou zijn, die minder goederen bezat dat hen, hetzij voor elke andere rede alleen naar het oordeel van de erflaters of van de langst levende van hen, zullen zij kunnen of kan hij besluiten over het deel van zulk kind.

Na deze beslissing genomen te hebben, onterft hij, door zijn authentieke testament van 11 juli 1788, zijn dochter :

art. 19. Daar zijn dochter Marie-Catherine hem formeel ongehoorzaam is geweest door uit zijn huis te ontsnappen, om zich te gaan verbinden met Jaques-Hubert Crahay en tegen zijn wil met hem te trouwen, zoals het uit de acte voortvloeit, en die hem uitdrukkelijk heeft verklaard en verschillende malen herhaald, dat als zij met deze man, haar oom, huwde, hij haar met alles wat er in zijn macht lag zou onterven ; bovendien de dispendatie, die de genoemde Crahay heeft durven vragen aan de St-Pieter waardoor hij zijn dochter onteerd heeft, terwijl hij haar heeft laten doorgaan voor een prostitué om zijn doel te bereiken; voor die redenen heeft hij jaar zolang in haar wettelijk recht beperkt; dat het recht hem kan toekomen.

Zijn wrok was zodanig dat hij nog meer deed: zijn kinderen vol van hun zuster die goed was en van hen hield waren onterfd en hadden zich voorgenomen aan de vaderlijke schikking voorbij te gaan. Om deze verstandhouding te verijdelen verklaarde hij in art. 26 van zijn testament dat :

Als zijn kinderen na zijn dood in onderling overleg, zouden besluiten het testament te breken en nietig te maken ; als het geval zich voordoet dat zij inbreuk willen maken in dat geval roept hij de mannelijke kinderen van zijn volle neef Henri en Remacle de Leau (95) uit als zijn alegemene erfgenamen.

Dat was een zware waarschuwing en onder deze omstandigheden respecteerden de erfgenamen angstvallig de wensen van de schrijver

*

*                       *

De de Leau’s, na gewoond te hebben in Hotel de Flandre, vestigden zich in de rue de l’As­semblée, naast de Redoute, in drie panden te weten l’OrangePrince d’Orange en Roi d’Espagne en voor het gemak verenigden ze deze drie huizen tot een enkel gebouw dat veel later en tot het einde van de 19e eeuw diende als het meest exclusieve hotel van Spa, hotel d’Orange.

In het tijdperk van de de Leau’s was dit dus een zeer ruim verblijf met gangen, stallen, tuinen en een moestuin, zij bewoonden het pand niet geheel, sommige gemeubileerde delen werden gereserveerd als zomerver­blijf. Het eigendom van de de Leau’s werd aanzienlijk ; hun inboedel en zilverwerk werd in 1788 geschat op 30.000 Brabantse florijnen. Van al hun pracht en praal zijn enkele sporen overgebleven : 12 stevige mooie stoelen en 2 zeer mooie fauteuils Louis XVI, een zeer elegante mahoniehouten schrijftafel, bronzen ketelsteen Louis XX, die de elegantie en het comfort van het interieur aangeven.

Omdat de zonen van de apotheker trouwden, bleven zij daar wonen in dat huis waar voldoende plaats was om iedereen onafhankelijk verblijf te garanderen. De oude de Leau, die na de dood nog zijn kleine wereld wilde besturen kende in zijn testament aan diegene van zijn kinderen die voor hun verblijf (laatste rustplaats) nog ongehuwd zijn de vleugel toe die is verbonden met Maison d’Assemblée, om van voren in het hoofdgebouw plaats te nemen beginnende bij de deur van het postkantoor, doorgaand in lengte tot hij zich bevindt aan de deur van de gemeenschap van het huis van Assemblée met gebruikmaking van de W.C.’s onder het achterkwartier, de achter­gang, de gang om naar de tuin te gaan, de veestal van de koeien en zullen genieten van de helft van de boom­gaard en van de moestuin lopend langs het maison de’Assemblée. Aan zijn zoon Laurent-Joseph, die het voorne­men had te gaan trouwen het achterkwartier langs de gang van de tuin uitkijkend op de binnenplaats en de tuin, om te beginnnen van de eerste tot aan de nok van het gebouw, met de hoge en grote keuken, met uitzondering van de plaats die men op de begane grond heeft gemaakt, die zal blijken voor het gebruik van {griffie/Greffe?} zolang zijn zoon Michel de Leau vrijgezel zal zijn om er zijn grifie te houden en wat de moestuin betreft zal zijn zoon Laurent-Joseph er de helft van hebben om er gedurende zijn leven van te genieten.

Over de de Leau’s bleef een vredige weelde heersen teken van een spaarzame rijkdom, hun bestaan bleef half stedelijk half dorps. Het huis was groot en gerieflijk, de boomgaard en moestuin voorzagen in de dagelijkse behoeften ; vader de Leau prefereerde zijn kapitaal te vergroten door spaarzaam te zijn met de inkomsten.

*

*                       *

In de lente van 1788 ging de gezondheid van de oude de Leau achteruit. Aangedaan door de ongemakken van de ouderdom en nauwelijks 62 jaar, voelde hij zijn einde naderen ; overtuigd dat hij zijn rol op deze aarde op zijn best had vervuld. Toch zag hij de dood met een zekere angst.

Het huwelijk van zijn zoon Laurent, die op 22 juni 1788 in Bonn met de Duitse barones Marie-Jeanne de Reuchenberg trouwde, verbonden met de betere Luikse adel, was zeer zeker tot zijn voldoening, want het vooruit­zicht van zijn einde kwelde hem zeer erg. De goederen van deze wereld lagen na aan zijn hart, hij had ze niet zonder strijd verkregen en hij kon zich er moeilijk bij neerleggen afscheid te nemen, hij beschouwde ze als een eenheid die hij niet graag versnipperd zag. En die na hem overbleef zijn persoon overleven en eveneens van generatie tot generatie zijn persoon herhalen. {?}

Lang heeft hij over dit einde nagedacht, terwijl hij en het leven en dit overlijden van de zijnen overwoog, en het mogelijke celibaat en het eventuele huwelijk van zijn zoons overwoog. Hun hetzij mannelijk, hetzij vrouwelijke nakomelingsschap voorzag, terwijl hij in menselijke proporties de sluiers van de toekomst op afstand hield om zijn fortuin te beschermen tegen te grote verbrokkeling tengevolge van rampzalige huwelijken. vervolgens ontbood hij zijn notaris, ontving hem in een kamer van het huis genaamd al’Orange en legde de 11e juli 1788 zijn testament vast.

Dit stuk is een monument van 27 lange artikelen bewaard gebleven op 18 genummerde bladen.

De inleiding, vloeiend geformuleerd stelde vast, dat de comparant (hij die een akte opstelt), die geacht wordt te beschikken over een gezond verstand, geheugen, volkomen oordeel en inzicht, zijn leeftijd en gezondheid beschouwende en die wilt, terwijl god hem de tijd en de tegenwoordigheid van geeft geeft, goederen ter beschik­king stellen, die hij in dit sterfelijke leven bezat, door de oprechte vrees om door de dood verrast te worden, daar het komed uur onzeker is, zijn testament en laatste wilsbeschikking heeft opgesteld, geleid, vastgelegd en geregeld in de volgende vorm en manier. hij benoemde tot zijn erfgenamen wat roerende en onroerende goederen betreft zijn zoons en onterfde, zoals wij hebben gezien zijn dochter Marie-Catherine, waarvan het wettelijke erfdeel bestaan zal uit een rente. Zijn zoons zullen geen enkel van de onroerende goederen noch kunnen verkopen, noch verpanden noch weg geven. Terwijl hij de eventuele ontervingen en de plaatsvervangingen opsomde, hoort het dat zijn goederen altijd terug gingen naar lagere mannelijke nakomelingen. De dochters zullen door stam kunnen volgen, maar de oudste van elke stam moet rentes aan het 2e kind toekennen. Het hoort dat zijn zoons die nog vrijgezel zijn, als zij trouwen, vrouwen

trouwen, die hun bruidsschat op z’n minst 5.000 Brabantse florijnen of goede fondsen zullen inbrengen, terwijl hij hen van de erfenis uitsluit, als zij zich niet schikken in dit besluit. hij sluit zijn aandeel in de onderneming van de spelen in zijn onroerende patremonium in. Terwijl hij zich bezig houdt met kleinere details, gaat hij zelfs bepalen hoe het houthakken gedaan zal worden, er zouden slechts 3 bonniers (bepaalde soort bomen) per jaar gehakt worden in haktijden van 18a20 groei-jaren.  

De 17e augustus, vervolgens de 6e september, completeerde hij zijn testament met 2 lange aanhangsels; de eerste in 14 artikelen, die zich ontwikkelen over meen dan 8 bladzijden, de tweede 4 a 5 bladzijden. Het huwelijk van zijn zoon Laurent heeft hem zeer betreurd, zijn schoondochter is niet edel en gefortuneerd, hij regelde dus dat de woning van het jonge huishouden speciaal werd ingericht op kosten van de erfenis, in het huis van de l’Orange en, om al zijn voldoening te tonen een schoondochter te hebben die zijn zoon veel meer {inbrengt} dan de vermelde som, het is te zeggen 20.000 florijnen, benoemde hij hem meer dan voldoende tot zijn erfgenaam. Hij {verzorgde} de acijns van Bérinzenne met dezelfde toewijding als zijn andere goederen. Hij was {borg} gebleven voor het beheer wateren en bossen van zijn zoon Gérard bij de prins van Luik, ‘t hoort dat bij zijn dood rekeningen gevraagd werden aan de kamer van Financiëen. Hij heeft vernomen, schrijft hij – dat moest een pijnlijke choque voor hem zijn – dat zijn zoon onkosten gemaakt had bij het opnemen van gelden, hij hoorde dus, dat het afkomstig van het goed dat hij hem naliet, is aangewend bij de aflossing van kapitalen die hij verschuldigd zou kunnen zijn en hij moest zich onder ede zuiveren hoe hij genoemde kapitalen verschuldig kon zijn. Wat zijn 2e zoon Michel betreft, die heeft 1000 ecus onkosten gemaakt  – God zij dank met goed vinden van zijn vader – , die hij echter, na de geopende erfenis, maar bij het binnenkomen van zijn goederen, terug geeft.

En Jonas, de jongste zoon ? Hij is 18 jaar en een aardige jongen – zijn portret met overtuiging gemaakt – en tot zijn ongeluk, hield hij van de dame de pique, zijn vader hield ook veel van haar, maar niet om dezelfde beweeg­redenen ! In de ogen van de vader, was er het goede en het slechte motief om die dame lief te hebben, hij hield van haar om het goede en Jonas om het slechte, daar hij n.l. speelde. Hij bracht zich met sommige zeer weinig gecivili­seerde meisjes, die zich in Spa ophielden in opspraak. Hij bezocht, niet tegenstaande de edicten, vaak de cabarets en de speelhuizen, waar hij in het geheim speelde; de arme jongen verwaarloosde hierdoor zijn studies, zijn vader zette hem aan het receptenboek van apothekers en ziedaar dat hij de inktkoker boven de punt van Diafoirus verkoos… Zijn vader, die onbetamelijke toestanden goed beteugelde, maakte wetten : Als de erflater over het gedrag en de manier van leven van zijn zoon Jonas de Leau niet tevreden is, schrijft hij, en dat ondanks alle voorstellen hem gedaan, zowel door zijn vader als door zijn broers om hem te bewegen zich op zijn studie toe te leggen zij niets heeft kunnen tot stand brengen en dat hij zich te buiten te gegaan is op het punt om zich over te geven aan het spel, die dikwijls bezocht worden door lieden van laag alooi, zodat als hij over zijn goederen kon beschikken, hij niet zou nalaten ze, om zijn passie te bevredigen, te verkwisten, bij gevolg…, bij gevolg zal de arme Jonas zijn goederen noch kunnen vervreemden, noch verkopen, noch verpanden en daar hij minderjarig is, zal hij afhankelijk zijn van zijn broers, die hem een jaarlijks pensioen van 1200 florijnen toekennen dat, als hij meerderjarig is, zal oplopen tot 1500 florijnen. Deze sommen zullen voldoende moeten zijn voor al zijn benodigdheden. het overschot van zijn inkomsten zal bij het meest voordelige inkomen bijgelegd worden, zullen zijn inkomsten,

voor zover zij 2000 florijnen overschrijden, zullen zij in 2 gelijke delen verdeeld worden, het ene voor hem, het andere voor zijn kinderen, maar als hij geen nakomelingen heeft zal zijn erfdeel naar zijn broers terugkeren.

Na zijn jongste zoon dus voor zijn lichtzinnigheden te hebben gestraft, heeft de oude de Leau als het ware een vage terugkeer van genegenheid voor zijn dochter Marie-Catherine: Met speciale gunst, voor haar en haar kinderen; wil hij wel dat zij in het bezit blijft van genoemde 7200 florijnen, zodat hij weer is gekomen op zijn beschikkingen dat is te zeggen als blijvend jegens zijn kinderen. Die 7200 florijnen waren afkomstig uit de erfenis van de tante van Marie-Catherine, ongeveer 20 jaar geleden gestorven.

Dan had hij een paragraaf aan elk van de kinderen gewijd terwijl hij hen allen wantrouwde en de vrees uitsprak dat zij hun goederen aan frivole dingen verkwistten, bezwaarde hij zijn gehele hebben als algemeen gezinseigendom. Maar hij zegt zelf, zeer redelijk, dat hij misschien aldus zijn kinderen tot de hongerdood veroor­deelde, aan de zijde van een zeer belangrijk fortuin waarna zij geen vinger mochten uitsteken. Daarom gaf hij hun de toestemming om alle goederen-stukken te verkopen en verpanden die geen 50 kleine {roeden?} zullen bevatten en die niet belendend zijn aan andere stukken van zijn goed.

Hij liet slechts 2 particuliere legaten van de 5 naar buiten, onder {rituelen?} aan de fabriek van Saint-Lambert te Luik, de een om 100 ecus aan de stille armen van Spa uit te delen, de ander om een levenslange rente van 150 florijnen aan de weduwe Lefebre, die sedert verscheidene jaren zijn huis leidde.

Dan, 28 september 1788, denken, voor altijd, zijn fortijn tegen elke aanval beschermd te hebben, sterft hij. Hij die geloofde alles voorzien te hebben, had zich nietvoorgesteld, dat de revolutie heel dichtbij was, dat dat testamentaire monument, dat hij met zoveel zorg om het op te stellen aangepakt had, voor niets telde onder heer­schappij van het nieuwe recht, dat zijn fortuin, niet door zijn erfgenamen maar door de gebeurtenissen verspreid zou worden. Hij had gekozen voor zijn begrafenis in de parochie-kerk van Spa, aan de kant van de proclamatie van de wethouders en tegengesteld aan die posthume ijdelheid, zo verbreid toen, dat men het als een eer aanvoelde, dat men hem begeleidde naar zijn nalatenschap, had hij geeist dat zijn uitvaart zonder praal gedaan werd, door een enkele hoofdmis en s’avonds begraven zonder de begrafenis-convooi en zonder fakkels.

*

*                       *

Dat ouderlijk erfdeel waarvan Gérard de Leau zo precies de overdracht voorzien had, hoeveel was het en hoe het totale bedrag te schatten ?

We konden het ongeveer inventariseren dank zij de veelvuldige notariele acten die we tegen gekomen zijn, maar het is daarentegen zeer moeilijk, om daarvan een monotaire (wat munten betreft) waarde te geven.

Men moet reeds dadelijk de verschillende aspecten van goederen die vader de Leau bezat nakijken en op de eerste plaats zijn feodale (tot het leenstelsel behorende) goederen sedert verscheidene generatie’s in de familie gehouden :

– twee-derde van het gros tiende van Spa (gros=12 dozijn)

– twee-derde van het gros tiende van Creppe

– twee-derde van het gros tiende van Winamplanche

– zeven-maal-{een oude maat?} van de molen van Spixhe

Aan die feodale goederen is het praktisch onmogelijk een waarde toe te schrijven.

Er is plaats om daarna het deel dat hij bezat in de onderneming van de spelen van Spa, dat een kwart was, te berekenen ; de onderneming bestond uit de Redoute, de schouwburgzaal, de belendende winkels aan de Redoute, de bijgebouwen, de interieur-tuinen. Niets laat ons toe om de waarde vast te stellen, noch om het rendement te schatten en enkele geschriften van die tijd, nar wij hebben gezien, laten ons geloven, dat het zeer belangrijk moet zijn geweest.

De leau bezat nog, naar wij weten, drie huizen aan de rue de l’Assemblée : le Roi d’Espagne, le Prince d’Orange en l’Orange ; daarna aan de Grand’Place le Lion Noir ; aan de rue de la Sauvenière, les Armes d’Angleter­re, en uiteindelijk onder aan de berg van Spaloumont, genoemde gebouwen les Ecuries de Bérinzenne.

Een figuurlijke noot in de opgestelde rekeningen nar de dood van vader de Leau onthulde ons dat de Lion noir 1900 a 2000 florijnen per jaar opbracht en dat Michel en Gérard voor de appartementen die zich in l’Orange bewoonden, de eerste 30 louis per jaar en de tweede 20 louis aan de gemeenschap betaalden.

Enfin, de 4 broers, met een getekende akte, 15 februari 1792, verdeelden zich de gronden en de rentes, dat is te zeggen, de vastliggende kapitalen met interest.

De gronden, die verdeeld werden, stelden 10.408 roedes voor, 3/4; men moet hun de boerderij van Bérinzen­ne toevoegen onverdeeld gebleven en die 7.281 roedes bevatte. Aan de verdeelde gronden, schreef de akte van 15 februari 1792 een waarde, misschien {eenvoudige?} deelwaarde toe, n.l. 53.642 florijnen. Wij kennen niet dewaar­derij van de boerderij van Bérenzenne en van de gronden die er aan verbonden zijn.

Het kapitaal van de rentes steeg tot 155.106 florijnen.

Aan de meubels, die het huis van l’Orange inkleedde schreef het testament uiteindelijk een waarde toe van 30.000 florijnen.

Ziedaar de toestand van het fortuin van vader de Leau ; het is jammer dat wij niet weten welke inkomsten hij eruit kon trekken, maar enkele aanwijzingen laten ons over wel toe de grote welvaart waar in hij moest leven vaag te zien. Reeds dadelijk is het contant geld in zijn koffer gevonden en waarvan de 29 september 1788 door zijn uitvoerders van het testament de inventaris is opgemaakt, 1198 gouden Louis, 5 rollen van 50 louis, en van 48 louis, nog twee van 50 louis, een van 40 carolins, 59 rollenvan 20 Franse kronen, 6 van 40 Brabantse kronen, een van 50 louis en halve brabantse kronen, 19 rollen van 20 franken in geld, een rol van verschillend baargeld en in goud een kleine rol van 30 gouden louis, een blijet van de discount-spaarkas van 1000 frank, een biljet van 800 florijnen op het huis Vanschour van Brussel, 2 biljetten van 25 op meneer L. Xhrouet, 2 biljetten van 150 florijnen op Antoine Pinson, een biljet van 120 fr. (livres) op order van de heren Sorbier en Bergerac, een van 10 louis van meneer Bouchet, een order van de graaf van Geloes van 103 louis, een van 3000 louis met protectie van een wissel van de graaf van Asson, een van 15 louis {irrécupérable} van 8 augustus 1775 van meneer ed la Touche, 40 biljetten van de koninklijke loterij waarvan 3 uitgekomen, een biljet van 4 louis van Caro, een van 1 louis van Renier Briamont, een van 3 louis

van de weduwe Wilkin, een van 6000 fr. (livres) van de graaf van Saint-Georges, weggekomen, daarna weer teruggevonden, 1387 florijnen teruggelegd bij de meerderjarige (Michel de Leau) wat hij in rekeningen heeft vermeld.

Dat alles maakte een zeer aanzienlijke som, en getuigde van de welstand die moest heersen in l’Orange.

Een nota op een los blaadje door Gérard de Leau opgesteld, betiteld ontvangen voor de rekening van de familie na de dood van mijn vader, deelt ons mede dat tussen 29 september 1788 en 30 januari 1789, het erfrecht is ontvangen van 2544 florijnen van kleinigheden, zoals canons, van weinig belangrijke rentes, verkoop van hooi, het verkennen van weiden en kleine gronden, verkoop van enkele oude maten gerst ; niet de minst belangrijke post in dit overzicht, niet een enkele huurprijs van een der huizen van Spa, niet de minste opbrengst afkomstig uit de Redoute. Men begrijpt beter dat die som van 2544 florijnen aanzienlijk moest zijn als men denkt dat vader de Leau aan zijn zonen een rente van 500 florijnen per jaar voor zijn levensonderhoud had gerekend.

Hij komt overeen aan inkomsten van kapitalen, van gronden, huizen en van de speelzaal toe te voegen, hetgeen de commerciele ondernemingen van vader de Leau opbrachten en in het bijzonder een wijnhandel. De oude de Leau schijnt wel dé grote leverancier van wijnen in Spa geweest te zijn en van merk te hebben voorzien, voor hem zelf, al de herbergen en al de kelders van de hotels en God weet of de {bobelins} nog meer dorstig waren naar wijn als naar mineraalwater !

Het is dus dat belangrijke fortuin dat de advocaat Gérard de Leau en zijn broers Michel, Laurent en Jonas erfden, het maakte hen {fluik} rijk en beschermde hen, dachten zij, tegen de wisselvalligheden van het bestaan. Zij voorzagen hun leven, gemakkelijk, comfortabel, luxueus, bezaaid met al de genoegens,al de wellusten, die het goud van vader deLeau zou kunnen verschaffen. En dit fortuin, mijmerden de wijsten, zouden zij misschien bereiken wanneeer zij al hun zorgen er aan weidden om het nog te vermeerderen en de dag van hun dood, het naar hun kastelen over te dragen, terwijl zij het door testamentaire willen beschermden, naar de afstammelingen, die hem ook, dan het leven zouden kunnen beschouwen onder de gelukkigste voortekens en definitief het geslacht van de de Leau’s voort te zetten tussen de voorrechten van die wereld. De catastrofe was evenwel nabij, maar de de Leau’s schenen de waarslchuwing, die het noodlot hen bracht, niet begrepen te hebben: een boos proces, betrekking hebbend op de privileges van de spelen, dat terwijl het aangestookt werd en zich vergrootte en voortsleepte van jurisdictie in jurisdictie tot dat de openbare mening alarm maakte en het zelf zo erg maakte, dat het voorwendsel werd om de wetten geregeld door het prinsdom en zelfs de autoriteit van de prins-bisschop te betwisten en tenslotte een van de factoren zal zijn, die de Luikse revolutie zullen inzetten.

*

*                       *

De winsten uit de onderneming van de spelen getrokken waren aanzienlijk en gereserveerd door het privilege van 1763 en de overeenstemming van 1770 aan enkele eigenaren van de Redoute en de Waux Hall, zij lokten de jalouzie en afgunst van diegenen uit, die ook aan het publiek van Spa een speelhuis hadden kunnen aanbieden.

In 1784 besloot een Luikse advocaat, Noël-Joseph Levoz (97), een nieuw speelgenootschap te creëeren en liet buiten de stad, route de la Sauvenière een derde zaal, bekend onder de naam van Salon Levoz bouwen in de stijl Louis XVI van zeer mooi allure.

Daar hij niet op de hoogte was van het privilege van 1763 wendde Levoz zich tot de persoonlijke raad van de prins en hij vroeg ook een vergunning aan om een speelzaal te openen ; zoals hij bovendien verwachtte, was het droge antwoord negatief. Levon bood zich toen aan om het bewijs te leveren dat de vergunning eertijds aan de de Leau’s verleend illegaal was, maar de persoonlijke raad gaf hem heel simpel te kennen de edicten van de prins te respecteren.

Overtuigd van zijn recht, ging de Luikse advocaat dooe en opende zijn salons voor de vreemdelingen. Dit werd daar het begin van een eindeloos proces, dat zich voor alle de jurisdictie’s voortsleepte, zelfs gaande tot aan de keizerlijke kamer van Wetzlar, voorbijgaande aan het tribunaal van de 22 van Luik in eerste instantie en in hoger beroep, herzien door de staten, verdronken in een zee van memoires en verweerschriften, verdraaid door advocaten, die zich nu eens de fundamenteelste dan weer de meest verouderde wetten naar het hoofd slingerden. Dat ellendige proces werd van privé weldra politiek ; het edict van 1763 was niet grondwettelijk, de prins het het niet kunnen verlenen zonder medewerking van de staten, daar hij de vrijheid van zijn onderdanen beperkte; hij had goud verleend op persoonlijk gezag. Waarop hij had geantwoord, dat in die zaak de prins de wetten niet had gemaakt en dat wat het hoofdstuk politie betreft, waar hij het hoofd van was, het reglement er slechts naar streefde om de rust van Spa te verzekeren !

Ziedaar de souvereiniteit van de prins van Hoensbroeck, toen regerende te zake genomen…

Het debat werd openbaar ; de polemisten (die een pennenstrijd voert) geheel vervuld van de nieuwe ideëen, die Frankrijk overspoelden, maakten zich van meesten, verhitten de geesten en brachten het land uiteindelijk in zijn geheel in oproering, maar deze geschiedenis overschreed, verreweg de grenzen van de onze, en we moeten het daarbij laten om terug te komen op de de Leau’s.

De de Leau’s, zoals men wel denkt, werpen zich blindelings in het conflict en zullen flink hun rechten en privileges verdedigen, gesteund door de regering van Luik, die vanaf het begin van het proces, haar eigen belang gebonden aan het hunne had gezien. Men moet inderdaad niet uit het oog verliezen dat de prins-bisschop, een deel van de winsten van de spelen ontving en dat deel keerde, in geval van vacature van de zetel, terug naar het kapittel, dat het zich verdeelde.

Vader de Leau, die in feite, de Redoute beheerde, voegde, naar het schijnt, zijn zoon toe in de leiding van het proces dat hij voerde tegen Levoz; Zij maakten keuze uit de advocaten Piret, van Florenne, maar deze wetsman was niet alleen om hun belangen te vertegenwoordigen, hij was, als het ware, de chef die hun verdediging voor zijn rekening nam; hij was het die het hoofdstuk van het debat opstelde: van de prins-bisschoppen van Luik en van de macht van de staten.

Van 1784 tot 1789 waren die slechts gegaan en gekomen tussen Spa en Luik en de zorgen over deze onontwarbare affaire verkortte, zonder twijgel, het leven van Vader de Leau.

Als de processen, in die tijd, nog wel langer waren dan in de onze, de kosten die zij met zich meebrachten, waren in proportie even groot. Zij kwamen de de Leau’s duur – zeer duur te staan. Er blijft ons een honorarium staat geeist door de advocaat Delpaire (98) van Luik, die samenwerkte met de advocaat Piret aan de verdediging van de belanghebbenden van de Redoute. Deze staat, de 1e december 1787 gepresenteerd, laat de aardige som zien van 8495 florijnen voor vacantiegelden zie verdelend over 16 maanden. Hij werd overhandigd aan de burgemeester van Luik door de advocaat vna de Leau, die er een brief bijvoegde met bitse commentaren:

Mijnheer de burgemeester. Wij beklagen ons over de enorme onkosten die de 22 ons veroorzaakt hebben; dat is niets in vergelijking met dit ! Leest U, mijnheer, het detail van de verdiensten van mijnheer de raadsman advocaat Delpaire en zegt u mij of men zonder schande dergelijke vorderingen kan stellen. Gij kent de man: hij is een waardeloos, geheel onbeduidend persoon; behalve dat, als hij genoemd is geweeest in de conferentie’s, twijfel ik of hij ooit voorgedragen is geworden door wie dan ook ons over enkele zaken te schrijven: alles wat {gedaan?} is geweest, heeft hij vrijwillig en uit eigen beweging {gedaan?}; hij was bezeten van de zucht om zwart op wit te verbreizelen en kon ons de onkosten laten betalen zonder er de minste {lucht} van getrokken te hebben, want ik weer dat hij bina al zijn geschriften uit zijn hoofd heeft gefantaseerd. Hij heeft het opgeschroefd en men heeft het aan hem overgelaten. Ondanks al die overdenkingen, moesten wij niet te min betalen, doch niet zoals hij de prijs vaststelde, of, heeft hij ook zo hoog gegrepen met niets gedaan te hebben, als collega’s, waarvan de arbeid ons zo nuttig is geweest. Onderzoekt U deze zaak in stilte en wij zullen op onze eerste reis de {vette} middelen bedenken om zonder wrok te beeindigen.

God wil, dat elk van onze advokaten zich niet zal verheffen tot het zelfde peil, want weldra zullen onze vestingen gesticht worden in hunnen inktkokers.

Mijn vader biedt U zijn compliumenten aan, en ik, mijnheer, bid ik U overtuigd te zijn van de hoogste achting waarmee ik, mijnheer, uw nederig dienaar ben.

(s) Gérard de Leau, zoon

    Spa, de 1e december 1787.

Gedurende 5 jaar bezielde dit proces het, van te voren zo rustige leven van de overheid. De publieke opinie, hartstochtelijk partij kiezend, was er over verdeeld of vóór de prins of tegen hem. Men ziet hoeveelheden schot­schriften ontstaan, met een absoluut bepaalde strekking en de een voor de anderen heftiger; de pampfletmakers gaven er zich met hart en ziel aan over. Maar het felste van allen was zeker de zonderlinge abt Jehin (99), die algemene kreet van het Luikse volk publiceerde zo slecht bedacht als slecht

 opgesteld, die met dit platvloerse gezegde debuteerde : Na de goden hadden de romeinen niets kostbaarders dan het vaderland. In dit vroege en barbaarse tijdperk, zou men elkaar vermoord hebben voor het behoud van de vrijheid. Deze kreet veroorzaakte veel geschreeuw en verdiende dat zijn auteur in hechtenis genomen werd.

De arrestatie was waarlijk van korte duur. Zij belemmerde geenszinds de politieke carrière van de fantasierij­ke abt, die van uitgetreden priester het manusje van alles werd van Luikse patriotten, later uitgeweken naar Parijs onder bescherming van de Conventie.

Wel kwamen van anderen pampfletten ter perse, zoals die Brieven aan meneer de vredesabt, waarvan Bassenge de schrijver was ; allen zijn van dusdanige pathos doordrongen dat hun lecture er van ongelukkiger is, maar pathos en terugroepingen van de romeinse oudheid waren zo kastbaar voor het hart van de mensen, aan het einde van de 18e eeuw, dat die pampfletten een denderende ontvangst kregen en door allen gelezen werden.

Gérard de Leau liet 2 pampfletten verschijnen, La Saint-Nicolas du bourg de Spa en Spa et Tout est au mieux, cat on le dit (alles is opperbest, want men leest het), waar hij de onruststoker aanvalt.

Dat alles doet de koorts stijgen en wakkert de zaken aan terwijl spoedig de eerste revolutionaire manifesta­tie’s in Luik gaan losbarsten : de 18e augustus 1789 maken vooruitstrevende elementen van de Luikse bevolking zich meester van het stadshotel terwijl zij de magistraat er verdrijven en een ander met hart en ziel voor de nieuwe orde laten aanwijzen. Daarna, na de commandant van de citadel te hebben aangemaand om zich over te geven, hetgeen hij zonder grote tegenstand doet, bezetten de patriotten het fort, maar dat was niet voldoende, toen de prins-bisschop s’zomers in Seraing zetelde, ging men hem opzoeken. Men dwong hem in de stad terug te keren om die magistrale revolutie goed te keuren. De prins keerde reeds de volgende dag terug naar het kasteel van Seraing, maar de evenementen gingen in zo’n volle vaart door dat hij in de nacht van 26 op de 27 aug, die oorden verliet, passeerde de grens en trok zich terug in Trèves.

De onstuimigheid van de hoofdstad dichter en dichter bij, won de steden en grote dorpen voor de overheid (prinsdom). Te Polleur verenigt een vergadering, een soort grondwetgevende vergadering op kleine voet, voorgeze­ten door de advocaat Laurent-François Dethier (100), bekend onder de naam van Congres Franchimontois, uitgeko­zen afgevaardigde in de markizaat en zette zich aan het wetten maken.Deze vergadering hield zijn zittingen in een weide, haar uitverkorenen hadden banken als zetels een witte houten tafel als bureau. Als de lucht somber werd, week men uit naar de kerk. Dit congrs leidde tot het laten opeisen van het markizaat van Franchimont, een onafhank­elijke staat !

Te Spa was de oude magistraat afgezet geworden; Jean-Guillaume Brixhe die we reeds ontmoet hebben, die zelf Marie-Catherine de Leau opvang heeft verleend toen ze was uitgeweken, werd aan het hoofd van de nieuwe administratie geplaatst. Brixhe was de meest opgehitste van de vijanden van de de Leau’s en

 al degenen die zich met hem zonder recht hadden meester gemaakt van de administratieve en gerechtelijke protesten van de stad, werden gevoed door dezelfde gevoelens.

De revolutie was voldongen in het hele land van Luik en men moet het wel erkennen, zonder grote schaden tot daar toe, maar zij moest nog beginnnen.

De prins, voortvluchtig, onmachtig de orde in zijn staten te herstellen, riep de hulp in van de keizer, waarvan zijn prinsdom afhing en toonde in de kamer van Wetzlar de hachelijke situatie aan waarin, veroorzaakt door de oproerkrakers, het hele land zich bevond.

De keizerlijke kamer ontving het smeekschrift en vaardigde vanaf 27 augustus 1789 een decreet uit, dat de rebellen beval de afgezette magistraten in hun oude functie’s te herstellen. Het decreet voorzag, voor het geval dat het niet opgevolgd zou worden, een militaire operatie toevertrouwd aan de 3 directeuren van de Circle de Westpha­lie: de koning van Pruissen, hertog van Clèves, de keurvorst van Keulen, bisschop van Munster, de keurvorst palatin, hertog van Juliers.

Van de 3 uitvoerders was de koning van Pruisen alleen te vrezen. Hij bezat een legermacht, die hij in het prinsdom kon aanvoeren: de 2 anderen, kleine prinsen van het rijk waren zonder middelen.

Luik kende enkele legers, toen men er vernam dat de koning van Pruisen troepen aan zijn grenzen samentrok, maar die vrees duurde niet lang. Het bleek, inderdaad spoedig, dat het kabinet van Berlijn, dat de onlusten te Luik ontstaan, zonder misnoegen bekeek, er over dacht om hun langet te steunen in plaats van hen militair te onderdruk­ken, terwijl die onlusten, de zorgen, die Oostenrijk in onze landen reeds had slecht konden vergroten.

Wenen en Berlijn hielden nauwelijks van oorlog; het Pruisische cabinet bekommerde zich zeer weinig om het ballingschap van de prins van Hoensbroeck en het decreet van Wetzlar; ook was het in dit geval bijzonder gelukkig, om zijn tegenstanders stuk te kunnen maken.

Het ging evenwel er om de schijn te redden er aan het decreet van Wetzlar een schijnexecute te geven, de 30e november, bezetten de Pruisische troepen, 5000 man sterk, gecommandeerd door luitenant-generaal de Schlieffen, het prinsdom. De koning van Pruissen, Frederick-Guillaume bood de prins van Hoensbroeck om het conflict, dat zijn onderdanen verdeelde in goede banen te leide. Maar Hoensbroeck verwierp dat aanbod, men zag spoedig de Pruisische regering tegenover de patriotten een goodwill vertonen in tegenstelling tot de instructie’s van de kamer van Wetzlar.

Te Spa was de nerveusiteit zeer groot, de toestand tussen de patriotten en aristrocraten bleef gespannen en bepaalde elementen van de bevolking, verbonden met prins-bisschop voelden zich niet meer veilig.

De 6e december brak een opstand uit. Ze werd ondersteund door oproermakers van Verviers en gevoerd tegen hen die het oude regime steunden, die zeer streng behandeld werden; een groot aantal van hen namen de vlucht en weken uit naar Aix-La-Chapelle; onder hen bevonden zich de 4 broers de Leau en de echtgenote van Laurent.

De opstandelingen hadden allen verwijten gemaakt, die niet openlijk de revolutionaire kokarde droegen (d.i. lintje met de nationale kleuren op de pet). Bepaalde documenten die ons bereikt hebben veroorloven ons

de buitensporigheden van de ongelukkige reis vaag te overzien. Ziehier de verklaring van meneer Servais Byer (101) voor de notaris Wasson (102) :

De 16e december 1789, in tegenwoordigheid van mij, notaris en ondergetekende getuigen, was tegenwoor­dig de heer Servais Byer, van het land van Stavelot, tegenwoordig residerend te Spa, terwijl hij zich heeft begeven naar mijn kantoor in de ondergetekende indruk, die zonder enige aanduiding hoe ook, maar uniek door zijn huldebetoon aan de waarheid, ons verklaard heeft, dat afgelopen zondag de 6e, tegen half drie s’namiddags, terwijl hij met opzet zijn huis verliet om de bewapende meuten te zien waarvan men zei dat ze van Verviers kwamen hij stil bleef staan tegenover het huis genaamd Au Grand Hotel, om hun manouvre tegenover het pakhuis waar zij zich bevonden te zien.

Op dit ogenblik klampte een zekere Delsal, schoenmaker, vergezeld van de {zeker?} Alexander Gascoin, zijn schoonvader (dezelfde die begrijpelijk in 1787 gevlucht was) de comparant hem aan terwijl hij vroeg : “Draagt U een kokarde vandaag “, en op het negatieve antwoord van deze, de genoemde, Delstal, btacht hij hem een slag met de wapenstok toe op z’n kop, die hem er het bloed liet opspuiten waarvan de aanwezige personen meenden dat hij de schedel gebroken had. Terwijl hij zich aldus getroffen voelde en vreesde door anderen aangevallen te worden, maakte de comparant aanstalten om te moeten ontsnappen, maar op hetzelfde moment, bracht de genoemde Gascoin, schoonvader van de aangevallene, hem een slag met de wandelstok op het lichaam toe. De comparant met rede vresend het leven er bij te laten, vervolgde haastig zijn weg en bereikte, niet zonder moeite, zijn huis om er uit te wijken om zich tegen nieuwe aanvallen te beschutten. Maar nauwelijks was hij binnengetreden of de gewapende mannen van Verviers en andere personen van Spa, eveneens gewapend achter­volgden hem tot in een zekere plaats waar hij gered werd en opgesloten, daar vielen zij hem opnieuw aan en daar zij vreesden dat zij hem een schot dwars door de deurs zouden lossen, verliet hij zijn schuilplaats en op hetzelfde ogenblik grepen zij hem, terwijl zij hem de getrokken degen en bajonetten op het hart hielden. Op dat moment greep een zekere Jean-Pascal Henrard (103), raadsheer van Spa, de comparant bij de kraag, terwijl hij hem de open sabel op de maag hield, en zei tegen de troep die hem vergezelde om hem los te laten en zij stemden er mee overeen. Daarop voerde de genoemde Henrard de comparant af naar de gevangenis waar hij tot 6 uur s’avonds verbleef, tijd waarop zekere Jean-Henri Crahay (104) , vergezeld van de notaris en procureur Juslenville (105)  hem kwamen mededelen dat hij kon vertrekken, hetgeen hij op hetzelfde ogenbik ook deed.

Terwijl het geheel de zuivere en oprechte waarheid inhield. De comparant bood aan om al de keren dat hij er vereist werd in tegenwoordigheid van alle rechters het te bekrachtigen en te bevestigen.

Hij heeft vereiest dat ik, genoemde notaris, hem een of verscheidene copie’s van de aanwezigen zou verstekken om hem te kennen te geven een weer te geven waar hij het over eens zou zijn.

Aldus opgemaakt en plaatsgevonden in mij  kantoor, rue Promenade de Sept-Heures in tegenwoordigheid van meneer Hubert-Joseph Delhasse (106) en Marie-Madeleine le Loup, mijn echtgenote die met de comparant mijn originelen hebben getekend en vastgelegd.

Deze feiten zijn ongelukkigerwijze niet alleenstaand; ook andere inwoners van Spa hebben zich beklaagd over de slechte handelingen van de patriotten;  laten we luisteren naar het verhaal dat medegedeeld werd aan notaris Wasson, door Louis Enroule (107), burger van Spa, de 16e december :

Tegen hald twaalf s’morgens, terwijl ik een glas bier (1/2 liter) aan het drinken was bij Nicolas Dawans met de zekere Louis Wilmet, Jean-François Brio (108). Henri en Hubert Deru (109), broers, trad een zekere Momaison van de omgeving van Verviers de ruimte binnen met een schrikaanjagende houding terwijl hij schreeuwde: “Vlug heren, daar zijn de soldaten die de berg afdalen”. Waarop de comparant naar buiten ging met de genoemde Brio en zich begaven naar het plein tegenover het Hotel de Ville. Waar, toen zij geariveerd waren, de bovengenoemde comparant een zekere Arnold Massardo (110), een Hollander ingekwartierd in Spa hoorde, die een zekere Henri Fléon (111), burger en inwoner van dat grote dorp aanviel terwijl hij hem met de woorden aanprak: “Zeg eens klootzak, vanaf vanmorgen heb je de cocarde afgelegd”. Na verschillende woorden die tussen hen opleefden, gingen zij d promenade van de Quatre Heures binnen om te vechten. Waarop de comparant met opzet toeschoot om hen te scheiden, maar hij was nog nauwelijks binnengetreden in de genoemde promenade of hij voelde zich naar achter gedrongen door een man die hij erkende als Jean-Jaques Minet (112) van Spa die hem verschillende woorden toewierp waarop zij handgemeen werden: maar onmiddelijk onverwachts kwam een zekere Mathieu Futvoye, genoemd Charlot (113) bediende van de magistraat die tegen de genoemde Minet schreeuwde om de comparant los te laten, dat hij hem in de gevangenis ging stoppen. Vervolgens kwamen onverwachts de genoemde soldaten, waarover men hierboven

had gesproken, die niets anders waren dan mensen van Verviers en Spa, gewapend met degens en geweren, die eveneens op de genoemde comparant toeschoten terwijl zij vloekten en {veroordeelden} wat hij {deed}, dat zij hem met steken {doorbonden}, terwijl zij hem , tijdens al die woordenwisselingen, de bajonetten, de degens en sabels op het lichaam hielden. In welk  personen hij dadelijk de zekere Nicolas Henrad (114), procureur van Sp herken­de. Zij hielden hem in deze positie tot aan de gevangenis waar zij hem opsloten en waar hij bleef tot na 7 uur. s’avonds. Hij was aan het lichaam door 2 slagen geblesseerd mar zonder te kunnen aanwijzen van welk wapen noch van waar zij kwamen.

Laten we nog luisteren naar Henri Deru die Louis Enroule aanhaalde : Afgelopen zondag tegen kwart voor 12 s’morgens, onverminders juiste tijd, de rue du Waux Hall afdalend, hoorde hij door verschillende personen zeggen dat de mensen van Verviersdie men was gaan zoeken waren aangekomen, waarop hij voortging tot aan het Hotel de Ville, om te zien wat er zich afspeelde waar hij, terwijl hij geariveerd was, een zekere Jean-Pascal Henrard genaamd Hurlet, landsheer van Spa, de promenade zag uitkomen die heer Lambert Xhrouet aansprak met de woorden : “Red je, het is tijd”. Op hetzelfde ogenblik zei een van de ouders van de comparant tegen hem:”Draai je om mijn vriend, want u zoudt publiekelijke beledigingen kunnen ontvangen, daar ge geen cocarde hebt”. Hij meende dus te moeten omkeren naar zijn huis, om te vermijden aangevallen te worden. Maar nauwelijks was hij tot tegenover de fontein van de Pouhon gekomen, of hij hoorde achter zich mensen herhaaldelijk vloekend schreeuwen: “Hou tegen, hou tegen”. Terwijl hij dat hoorde, draaide de comparant zich om en zag de genoemde Jacques Auguste Bruyère (116) en Lambert Houyon (117), de laatste beambte van de magistraat, vergezeld van een grote partij genoemde mensen van Verviers en mensen van de plaats. De 2 eerstegenoemden stelde zich voor hem op, hem houdend, de een achter de ander voor, de bajonet op het lichaam, zodat hij zich helemaal niet kon bewegen zonder het risico te lopen door die razende doorboord te worden en terwijl zij het woord tot hem richtten en hem vloekend en tierend vroegen waarom hij geen cocard had. De comparant op die manier beklemd geraakt, zei hun, om zijn leven te redden, dat hij zich bedreigd zag, dat als het slechts ging om een cocarde te dragen, hij er een ging dragen, waar op een van hen, die met zoveel afgrijzen zou zijn toe te wijzen, die hem vastgegrepen had was

groot, greep hem zijn hoed af, scheurde hem de zoom ervan los en plaatste er met kracht een cocarde op.terwijl heij hem met kracht wilde aanzetten om te schreeuwen “Leve het vaderland”.

Henri Joseph Noirhomme (118) vervolgens door een hoeveelheid mensen gewapend met degens en geweren {?}waartussen hij zekeren Henri Tavernier (119), Pierre en Jean Tahan (120) erkende, die op hem toetraden terwijl zij vloekten en scholden dat het de laatste keer was, en dat zij hem in de pan  moesten hakken. De comparant meende te moeten vluchten om te vermijden verpletterd te worden door deze waanzinnigen, maar 2 onder hen, waarvan een in wit uniform, waarvan men zei dat hij een zekere Caro van Verviers was, greep hem bij het lichaam en op hetzelfde ogenblik werd hij aangevallen en gearesteerd door een tiental anderen van de troep die hem zijn kleren scheurden. Inmiddels kwamen, de zekere Brixhe, tijdens de revolutie gekozen burgemeester en Crahay, commandant, eveneens tijds de genoemde revolutie gekozen, tussenbeiden en zeiden tegen die woesteling­en om de comparant los te laten waarvan zij geloofden dat hij patriot was, waarop een van diegenen die de comparant aangevallen waren zei tot de anderen : “Daart de burgemeester zegt dat zij hem moeten loslaten hebben wij slechts te eindigen”.

Deze verklaringen riepen met juistheid en telkens even schilderachtig, de atmosfeer van die bewogen 6 decemberdag voor de geest, ze zijn allen met kleine details kleurrijk gebrandmerkt, die er de oprechtheid van bewijzen.

Het schilderij is compleet door een brief gedateerd te Spa, 10 december 1789, geschreven door Ursule Richard (121), aan zijn echtgenote, uitgeweken naar Aix-la-Chapelle :

Ik heb je brief met heel veel plezier ontvangen, ik heb echt troostende woorden nodig, want mijn broer doet mij van de morgen tot de avond de dood aan. Hij preekt ellende en ziet overal slecht in. Mijn zuster Xhrouet (122) put al haar spraakkunst leeg om mij gerust te stellen, vooraal sinds de vechtpartij van zondag, waar ik angst heb gehad van gisterenwant die heren zijn gekomen om het huis van Thomas de Leau (123) te dagvaardigen, ik geloof werkelijk dat het ons laatste uur was en in mijn angst ben ik naar Storheau (124) gelopemn om mijn kinderen te redden en nadat ik 3x flauw ben gevallen hebben zij de liefdadigheid gehad om mij van al de nodige hulp te voorzien; maar zij hebben grote verwijten gehad van de patriotten vooral van Hehrard, die beweerde dat hij mij eerder liet barsten dan een aristrocratische vrouw te helpen.

Pastoor Jehin heeft zich verleden zondag onderscheiden door een preek te houden op 2 punten, op de open straat, die niet meer en niet minder was, dan om de aristrocraten zwart te maken. Aldus zien wij dat wij

goed gelogeerd zijn en dat de zaak draait zoals ze wilt, we zouden niet slechter kunnen zijn dan we zijn.

De vicaris van Spa, de abt Cambresier (125), hij was ook verdacht, werd eveanls vele anderen door de menigte geplaagd. Zijn woning werd geplunderd en zijn meubels door het raam geworpen Hij nam de vlucht, weer gevangen te Desnié. werd naar Winamplanche gevoerd en door de patriotten gedwongen een rondedans om een op gerichte galg op de brug te maken, daarna verplicht om het gat van bengel van de schandpaal te lussen.

Persoonlijk onderzocht en bedoeld door de opruiers, hadden de de Leau’s rustige redenen om er vandoor te gaan. Welke bezetenen maakten de neef Remacle de Leau (126) en de Commisaris van het keizerlijke postbureau verwijten {?}. De 2 ongelukkigen werde verscheidene uren aan de schandpaal gebonden en bedreigd met de galg. De waanzinnigen verwoestten toen de tuinen van de Leau en meer speciaal ene onder hen, gelegen onder die van de la Croix d’Annette et Lubin, waarin zich een zeer bewonderd Chinees paviljoen bevond. Hun woede hield daar niet op; zij forceerden de woning van Gérard de Leau, trapten het ten dele kapot, plunderden het en terwijl zij enkele van zijn kledingstukken namen, bekleden zij er een pop mee, die gedurende 2 uur aan de galg schommelde tot grote vreugde van de patriotten en voordat iemand wist waarover het ging, had men haar op de borst een opschrift gehangen : “Advokaat de Leau, vuile verrader van het vaderland“.          

Een moment geloofde men dat die betreurenswaardige oplossingen zich gingen kalmeren: eind december had de generaal de Schlieffen (127) 150 van zijn mannen naar Spa gezonden die er garnizoen namen. Het werd helaas niets;  die soldaten zogenaamde ondersteuners van de oude orde, waren ingekwartierd bij de geemigreerde aristro­craten en sympathiseerden met de patriotten.

Er waren bij de gevluchte de Leau’s verscheidene Pruisische soldaten die men te eten en te drinken moest geven en volgens een trouw gebleven bediende luidt gewetensvol de rekening van de onkosten:

26 dec                          6 flessen RijnWijn à 8 esc.                                                     48

26                                 Souper voor 16                                                                         38

9 flessen Moselle à 2,5 esc.                                                    22,5

10 flessen Bourgogne à 3 esc.                                                30

5 flessen Bordeaux à 6 esc.                                                    30

29                                 30 flessen RijnWijn à 8 esc.                                                   160

30                                 3 flessen Bordeaux                                                                   18

1 jan                            Diner à 5 à 5 esc.                                                                      25

5 flessen RijnWijn                                                                    40

1 fles Bordeaux                                                                          6

Avond 6 flessen Rijn, 1 fles Moselle                                     50,50

3                                   Diner à 4                                                                                     10

4 flessen Bourgogne                                                                12

2 flessen Moselle                                                                        5

Avond 18 flessen Moselle                                                       45

7 flessen Bourgogne                                                                21

——

561 esc.         

Het schijnt wel dat die Pruisische gasten dorstiger dan hongerig waren.

*

*                       *

Het verblijf van de 4 broers de Leau te Aix duurde zonder twijfel langer dan zij gevreesd hadden en als het zonder geschiedenis van de drie jongere edelmannen werd {???}, kan men denken, om welke reden het voor Gérard van betekenis werd. Het is gedurende die 1e ballingschap dat hij Marie-Adélaïde de Geyr van Schweppenburg ontmoette, die hij spoedig ging trouwen.

Dit huwelijk evenwel, verliep niet zonder moeilijkheden. De juffrouw was docher van Rodolphe-Constant, baron van Geyr van Schweppenburg, grootmajoor van Aix-La-Chapelle en van Marie-Anne, barones van Backum. De Geyrs waren van goede huize, zeer ingenomen met zichzelf. Zij somden gaarne hun adelijke verblijven op en rekende een oom {tréfoncier} in het capittel van Luik, die, zoals iedereen wist, zeer edel was. Hun kinderen trouwden adelijk of droogden eerder uit in celibaat, {….} ,dan dat zij een huwelijk sloten beneden hun stand.

Niettemin, keek de baron van Geyr met een goedgunstige blik naar de aanstaande die zijn dochter inspireer­de; wat Marie-Adelaide betreft, zij scheen van het begin bekoord te zijn geweest door het mooie uiterlijk van Gérard, maar zag daar bovendien een gelukkige gefortuneerde vestiging, die haar in staat stelde om de sombere ingang in een zusterbestaan, gewoonlijk gereserveeerd voor dochters van te talrijke adelijke familie’s te ontwijken. Haar vader was minder aangegrepen door de mondaine staat van de degene, die hij meende tot schoonzoon te ontvangen dan door de schittering van het goud. De grootmajoor scheen ons, geldgebrek hebbend, wat hij een beetje verkwist had om zijn kinderen te betalenm hetgeen hun toekwam van een grote familieerfenis die hij slecht beheerd had tijdens de tijd dat zij minderjarig waren. De barones van Geyr was niet door het mooie uiterlijk van Gérard de Leau getroffen noch door de voordelen die zijn belangrijke fortuin bood; zij zag slechts in hem een burgerman, een rechtsgeleerde, zoon van een apotheker, rijk geworden door her opgeld van een speelbank, zeer onwaardig om zijn bloed te mengen met het hare en haar kleindkinderen te geven. Zij was onhandelbaar, bits, minachtend en beledi­gend ten opzichte van een huewlijk beneden haar stand, dat haar verwaandheid onaangenaam aandeed, en late, achtervolgde zij haar schoonzoon en haar docher met een absolute haat. Aldus zien wij de 19e juni 1790 de baron van Geyr tot Gérard de Keau, toen te Neuss, schrijven om hem te raden en te leiden , in de gevaarlijke stappen die hij lijkt te ondernemen dichtbij de verschrikkelijke barones : Ik heb deze morgen bij mijn terugkomst uit Maastricht van meneer d’E., vernomen, al de moeiten die u u wel hebt willen geven meneer, omtrent de zaal in kwestie. Ik heb daaromtrent de levensdigste verplichtingen en ik heb het genoegen om u daaromtrent het goede nieuws te geven dat meneer de baron van Schall (128) mij een brief heeft geschreven overeenkomend met mijn verlangens. Als evenwel uw toekomstige rust en het geluk van mijn dochter, indien het huwelijk ooit plaats

kan vinden, van de instemming van mijn vrouw afhangt, verzoek ik u, meneer, (ondanks alles wat haar vrienden zouden kunnen raden) om al het mogelijke te doen om haar te verkrijgen en voor dat doel, bid i u om uit die wedren voordeel te halen om u naar Bonn te begeven en u te verbinden met meneer de Schall, die weldra weer zal vertrekken naar Frankfurt om met hem het beste middel overeen te komen om de bovengenoemde toestemming te verkrijgen…

Die baron de Schall, naaste verwant van madame de Gyer, waarvan de moeder geboren Schall was, was zekere toeziend voogd geweest van de kinderen van baron de Gyer om uiteindelijk te waken over het goede beheer van de goederen vervallen aan zijn jonge neven bij de dood van hun grootouders.

Wat was de conclusie van de tussenkomst van Bonn ? Het werd misschien bepaald door de zending van een brief waarvan wij de minute (van een akte) aan barones van Gyer bewaarden. Gérard de Leau, volgens alle regels van de etiquette smeekte de lichtgeraakte dame om hem de hand van haar beminnelijke dochter toe te kennen, maar die brief is te lang, te flauw op de meeste plaatsen. Terwijl hij er een ziele{stonet}, die men niet langer kan verber­gen, beschrijft van een grote aantrekkelijkheid te zijn in zijn geheel, maar er is een passage die verdient hier geproduceert te worden :  mijn zeer hevige passie, wat zij is, heeft de reflexie in mijn geenzinds verstikt, schreef de arme Gérard, die zich vernederend, voorzette. Ik kan  mij geen enkel hindernis die ik had met haar verbergen. Ik heb uw stand gezien, madame. Ik heb de verschillen gezien, die de vooringenoemendheden en de vooroordelen van de mijne tot de uwe hebben aangenomen, maar als hetzelfde lot bij mijn geboorte was bepaald, en als het aan het weinige wat ik van de hemel heb ontvangen was toegevoegd. al het hetgeen het idee van verhevendheid, wat dat betreft kan toekennen, dan zou ik zoveel plezier er aan ondervonden hebben, om het deel aan mejuffrouw Adelaïde aan te bieden, wat mij met ontzag vervuld u de staat van mijn ziel bloot te leggen.. Het is aldus, dat ik geloof aan haar voeten te kunnen neerliggen, en de liefde die zij mij ingaf en hetgeen het geluk mij aan goederen heeft kunnen verlenen. Ik geloofde niet, dat ik ooit een prijs voor mezelf won aan titels of onderscheidingen. Vandaag moet het mij diep bedroeven er geen enkel te hebben om aan te bieden. Als de verhevenheid van uw stand minder was, madame, zou ik mij ermee kunnen verzoenen, terwijl ik de stand oproep van mijn voorouders, die, bedekt met adelijke diploma’s, verschrikkelijk hoge plaatsten aan het hof van Wenen hebben bekleed en onlangs nog in de opperste tribunalen van het keizerrijk. Maar de noodzakelijkheid de overblijfselen van een fortuin te herstellen zeer boven dat wat wij vandaag bezitten en wat mijn grootvader had verkwist, heeft de mmakers van mijn dagen doen vergeten te denken aande voorrechten van hun voorgangers (129).

Ziedaar dus waar het zadel pijn doet ! De Leau heeft geen titel gekregen, geen enkele adelijke onderscheiding illustreert het fortuin, waarop hij toespeling maakt en het is daar voor madam de Geyr een absoluut beletsel in het gehele huwelijk (130). Was kan hij tegen madame de Gyer die haar gehele verwant

schap tegenover hem stelde, de Backum’s, de Hotter’s, de Schall’s, en voor haar echtgenoot de Groot’s, de Fibus’s en de Luikaren Fays, die barons van Andrimont waren…

De Xhrouets, de Renard’s, de Faaz’, de Beaurieux’s sloegen een pover figuur ten opzichte van die grote namen ; Gérard bekommerde er zich niet om, het vergeet ze, spreekt niet zijn ouders, die zouden verzuimd hebben de titels waarop zij recht hadden weer te doen herleven. Wij weten het, geen druppel blauw bloed vloeide door de aderen van Gérard, hij hoorde tot een familie van eerbare landbouwers die over 3 generatie’s notabelen geworden waren en als een de Leau, waarvan de 2 zoons benoemde ridders van het heilig keizerrijk geweest waren, sedert 1750 minister-president van de koning van Sardinië en van de prins-bisschop van Salzburg bij het hof van Wenen handelde het zich daar slechts om ver verwijderde zijverwanten.

Als de revolutie de macht van de de Leau’s had vernietigd, was her ten zeerste waarschijnlijk dat Gérard had gesoliciteerd , te Wenen, naar een patent van adel en zeer waarschijnlijk had hij het gekregen, maar in 1790 zette hij zijn pretentie’s op de verkoop en zo moet in alle geval de mening van madame de Geyr zijn.

Madame de Geyr antwoorde blijkbaar niet op de brief van Gérard de Leau; zij wilde aldus haar onverzoenlijk verzet tonen; de tijd ging voorbij zonder enige opheldering in de ongerustheden van de jonge mensen te brengen, ongerustheden die de eeuwigdurende {verschuivingen?} van baron van Geyr nog vermeerdere, die een eerbiedige angst had voor zijn vrouw, en die, telkens op reis, onmogelijk was om te pakken te krijgen.

De 4e september 1790, antwoordt hij van Latum op een brief van Gérard, die zonder twijfel, hem dwong aan het onderwerp van zijn huwelijk een einde te maken:

Uw brief van 30 augustus us mij slechts gisteren overgemaakt tegen 11 uur s’avonds bij mijn terugkeer van Clèves en Guildres. Gelooft u dan dat ik een minuut afwezig van Aix zou {blijven}, als dat niet de laatste noodzake­lijkheid was, die mij er toe dwingt. U hebt zeker meneer en beste vriend, een denkbeeld weinig overeenkomend met mijn aktiviteit, noch met de liefde voor mijn kinderenals ik u de afwezigheid, die die van Aix mij verlichten te doen, van geringe nalatigheid beschuldigd. Dat is het wat mij verplicht heeft die reis te maken en dat mij nog hier houdt zonder te kunnen vertrekken dan in de volgende week, nadat ik mijn meest essentiele zaken te Düsseldorf en te Clèves heb afgehandeld.

Ik werk niet minder aan het in orde brengen van mijn huiselijke zaken, ik azl u het resultaat er van mij mijn terugkeer mededelen, iok zal persoonlijk ten dienste staan om het geluk van Adelaïde te consolideren.

U kent mij slechts, meneer en beste vriend, als u mij besluiteloos in mijn beslissingen vindt; zij zijn zeer dapper genomen. Er zijn personen in die wereld die misbruik trachten te maken van mijn goedheid en anderen het denken zich te verbeelden dat het zwakheid is. Eens zult gij weten, meneer en beste vriend, dat ik uitmuntend hun gevoelens weet op te sparen. Maar dat ik niet altijd gebruik kan mkane van de kennissen die ik heb, noch kan handelen zoals ik zou willen. Adelaïde kent mijn beslissingen en zal er nog meer details te weten komen door mijn brief vandaag.

Bent U, ik smeek U er om, rustig bij dit onderwerp, en vertrouwt u, zoals zij, op een vader die slechts het welzijn van zijn kinderen zoekt en verlangt. Over een paar dagen zal ik u er mondeling meer over zeggen, eveneens over de regelingen die ik getroffen heb voor het welzijn van de omgeving.

Gedurende die periode, zo moeilijk voor haar, had Adélaïde de Geyr zich bij verwanten te Aix-la-Chapelle teruggetrokken, ver van haar moeder, die adelijk leeft op haar gronden en cicht bij hetgeen zij bemide. Haar vader, altijd rondtrekkend, zag zij tussen 2 reizen, beloofde haar duizend mooie beloftes, maar liet haar zonder grote middelen van bestaan. Zij schreef hem ook, terwijl zij hem smeekte door te gaan met het veto van zijn modere en {bad} hem om een weinig geld van hem te krijgen. Van Juliers, de 26e september, antwoordde haar vader haar inderhaast :

Geduld, geduld, mijn beste dochte, ziedaar de enige raad die ik U op dit ogenblik kan geven. Wees verzekerd, dat ik echt medelijden heb met uw bestand. Ik zal u vanuit Keulen of vanuit B…, enfin, vanuit de eerste plaats waar ik mij zal bevinden uitvoerig schrijven. Ik zou u alleen 2 uur kunnen spreken om u de instructies te geven dat het zich gemakkelijk bewegen in de wereld, de ervarinmg, een lang vervolg van reflexie’s mij voeden. Dat is het belangrijkste moment uit uw leven en waarin u de meeste raad nodig hebt van uw vader die slechts het welzijn van zijn kinderen verlangt. Ik zal al het mogelijke doen en hoop te slagen om u met man en al uw zusters naar Frankfurt te laten komen; Mama heeft er al in toegestemd en het geld zal morgen of overmorgen zeer zeker met Ferdinand (131) aankomen. Het gaat er alleen om om te zien, of ik in die tijd genoeg kan sparen om u dat genoegen te verschaffen.Hoe diep zal dat zijn voor ons om u met uw zusters te omarmen.

Ik zal antwoorden aan Schmit terwijlk ik hem uw brief zal doorzenden. De bakker heeft het goudstuk van 20 Louis en de sleutel om hem u te overhandigen. Vertrouw hem aan niemand toe.

Adelaïde ging niet naar Frankfurt, is het dat debeloofde dingen om de reis te ondernemen haar niet zullen bereiken, is het dat mama, wat de Geyr gezegd heeft, geweigerd had haar dochter er te ontmoeten; Evenwel ontwarde de ontmoeting van de baron en de baronnes de Geyr de situatie. De ontmoeting moet stormachtig geweest zijn, maar deze keer gaf de grote meneer een bewijs van autoriteit; de {l’ire?} van zijn echtgenote trotserend verklaarde hij jaar zonder veel omhaal wat met hun dochter plaatsvond, als hij het wilde met de moederlijke instemming dat zij zeker Gérard de Leau zou trouwen en dat hij, wat hem betreft, verrukt erover was.

De baron de Geyr schreef de 10e oktober erover vanuit Frankfurt, naar hem, die spoedig zijn schoonzoon zou worden:

Hetgeen u mij meldde, meneer en beste vriend, betreffende Adelaïde, baarde mij de grootste zorg. Ik schreef aan meneer Jungbluth te Adenhoven om zich naar Paland te begeven en te verklaren aan mijn echtgenoot, dat ik heb toegestemd in een huwelijk en dat ik wilde dat mijn dochter zeker niet in verlegenheid gebracht werd noch erg tegengehouden, maar dat het haar vrij is, om zich in het huis van genoemde meneer Jungbluth terug te trekken, ter beschikking gesteld door meneer de Schall voor de zaken van de voogdij, totdat bij mijn terugkeeer het huwelijk kan verwezenlijkt worden. Het spijt me zeer dat ik tot dergelijke stappen moest komen maar ik zou een kind niet willen zien blootgesteld zijn, dat in ieders opzicht verdient om deze dagen gelukkig door te brengen, dan u de zorg zult hebben, waaraan ik niet twijfel om haar tot het graf te verzorgen.

*

*                       *

Het huwelijk vertrok zich, het werd te Aix-La -Chapelle ingezegend de 6e november 1790, de baronnes de Geyr (132) woonde het niet bij.

Dit was een gebeurtenis waarbij de prins van Luik, gevlucht naar Trèves, de eer liet zijn gevoelens te beteugen; op de aankondiging die Gérard de Leau hem ervan had gemaakt, antwoordde hij :

Ik heb uw brief van de 6e jongstleden ontvangen, meneer, waarmee u uw huwelijk aankondigde met mejuffrouw Adelaïde, geboren dochter van meneer de baron de Geyr, groot-majoor van de stad Aix-La-Chappel­le, ik wens dat deze verbinding tot uw geluk bijdraagt, u gevoelens verzekerend, waarmee ik verblijf,

Uw zeer toegenegen,

de prins-bisschop van Luik

Maar dit is slechts een officiële, liefdevolle en gewone echo. Bij anderen lokte deze verbintenis enigzins ironische glimlachen uit: We willen slechts als ander bewijs ervan dit fragment dat wij uit een brief haalden, gedateerd te Aix-la-Chapelle, van de 25e januari, geadresseerd door Jean-Philippe van Limburg aan graaf van Hartig (133) :

Hoewel de revolutie zich aan zoveel van onze patriotten noodlottig vertoond heeft, heeft zij evenwel gegolden voor mensen die u kent. De advokaat de Leau van Spa, heeft ervan geprofiteerd door een huwelijk hier, met ene juffrouw waarvan ik geloof, dat u de familie kent: een mejuffrouw de Geyr, dochter van baron de Geyr, groot-majoor van de stad. Het is heel bijzonder, in die tijden van nieuwe mode, bij onze buren de Fransen zelfs de adelijke titels te verliezen, dat hij en tevoren een van zijn broers, alletwee zijn getrouwd met baronnessen in plaats van meer gefortuneerde…(134)

Het huwelijk van Laurent met de baronnes Jeanne van Reuschenberg, zonder schokken ingewijd, had nauwelijks commentaren verwekt; dat van Gérard, waartegen zijn zo verschrikkelijke schoonmoeder zich met zo grote woede had verzet, dat overal als schandaal gold, maakte meer lawaai en het is natuurlijk zonder vriendelijkheid die men bij de sociale opstijgen van Spase rechtsgeleerde, verleend heeft, en men lachtte in zijn vuistje om hem te zien verbinden met de adel. Dat hij niet met een dochter van zijn stand getrouwd was ! Voor echtelijke liefde was weinig plaats in de hogere standen van eindigende 18e eeuw en heel weinig mensen begrepen, schijnt het, dat Gérard de Leau en Adelaïde de Geyr oprecht verliefd op elkaar waren.

Als de liefde getriomfeerd had, had Gérard in zijn trots minder geleden: vernederd, beklad, kon hij de boze ruwe afwijzingen van madame de Geyr vergeten, zij waren zeer hard voor hem geweest. Ook toen een boezem­vriend van de de Geyrs, de abt van Guaita (135), die aan dit einde van het jaar 1790 te Paland

 dichtbij de moeder van Adelaïde verbleef, bood hij zijn goede diensten aan in de hoop om tot een algehele verzoe­ning te komen, bracht Gérard zijn aanbod in een brief vol bitterheid en waardigheid waar naar voren.

Alle hoop op verzoening van tussen Gérard de Leau en zijn schoonmoeder was dus definitief uitgebannen. De een na de ander hielden het voor een goed geankerde afkeuring, maar madame de Geyr had weldra de gelegenheid om aan haar echtgenoot de inschikkelijkheid bitter te verwijten, die hij had getoond bij het huwelijk van hun dochter en laten we ervan overtuigd zijn, dat zij er zich niet het minste van ontzag. Zij kon op hem met walging neerhalen dat zij alles voorzien had, dat haar niets kon verbazen van een schoonzoon zo laag geboren.

Inderdaad, de baron van Geyr, ging weldra in onmin te geraken met de Leau en dat voor een dubbele geldelijke kwestie. De mooie rol, evenwel, in de 2 zaken, was groot om te passen bij de groot-majoor van Aix-la-Chapelle ; Hij gaf een bewijs van dubbelhartigheid, van slecht vertrouwen en van schelmenstreken.

Vanaf het begin van zijn verblijf te Aix-la-chapelle kende Gérard de Leau een baron van Kayserfeldt (136), kanunnik van deze stad en sloot met zoveel meer ijver met hem vriendschap, dat hij hem als boezemvriend, nog voor hij de Geyr’s, kende. De Leau was te Aix aangekomen met een belangrijke trein: bedienden, rijtuigen, paarden en bagage en zoals hij in Duitsland van een grote creditiet genoot, hij kocht ruimnschoots zoals hij gewend was overtuigd dat de moeilijkheden van Luik spoedig bedwongen zouden worden en dat hij dan naar Spa zou terugkeren. De kannunik sprak met hem over zijn financiele zorgen en hij luisterde naar hem met een welwillend oor. Weld5ra vroeg men hem een lening van 1000 ecu’s. Hij had de zwakheid om ze te lenen, hopende zo zonder twijfel indruk te maken de de Geyrs. Zijn bankier te Frankfurt verleende hem zonder moeite die som en als de kannunik van Kayserfeldt zich verplicht had om binnen de 6 weken terug te betalen, tekende hij een angenomen wissel 4 maanden later betaalbaar, het is te zeggen in September 1790. Toen de 6 weken verstreken waren, betaalde de kannunik niets terug; Gérard de Leau, geheel in beslag genomen door de bekommernissen wat het huwelijk betreft, werd er nauwelijks door getroffen. Maar bij het naderen van September sprak hij de schuldenaar aan. Kayserfeldt hield zich dood. De brief werd aangeboeden en Gérard de Leau, waabij het geld begon na te laten, moet de vernieuwing naar zijn wissel vragen, de termijn was korter. Op de nieuwe vervaldag, verborg de kannunik zich opnieuw. Ondertussen was de Leau getrouwd en om de vriendschap te verwerven van de kannunik, bood hij natuurlijk niet meer dezelfde interest aan. Hij eistte dus met aandrag wat hem verschuldigd was; dat was tevergeefs. De kannunik verwaardigde zoch zelfs niet hem te antwoorden.

De gerechtelijke stem bood alleen aan om de schuldenaar te verplichten een besluit te nemen. De Spase advocaat besloot dus om hem voor het capittel van Aix-la-Chapelle, waarvan de baron van Kayserfeldt was, te dagvaardigen; Het onkies personage, dacht de Leau, gemraakt om te zien dat al zijn collega’s op de hoogte zouden zijn van zijn financiele moeilijkheden, zou zich inspannen om de zaak in de doofpot te stoppen en zich zou haasten de duizend ecus terug te geven voordat een gerecht hem ervoor veroordeelde. De redenering scheen logisch, maar Kayserfeldt trok zich niet het minste van de genomen maatregel tegen hem aan. !

De zaak werd dus voorgeroepen in tegenwoordigheid van het Capittel en men zag, die dag, de baron van Geyr zeer boos verschijnen : De 1000 ecus waren, zonder twijfel, door de kannunnek van Kayserfeldt

 geleend, verklaarde hij, maar dat voor hem, de groot-majoor van Aix-la-Chapelle, en dat alles wist Gérard de Leau niet.

Deze onverwachte wending had zo’n groot effect, dat de rechters de partijen verdaagden, terwijl zij hen uitnodigden om preciezer te bepalen, voor wie de 1000 ecus waren gevraagd/ Gérard de Leau was mooi en goed bedrogen.

Kayserfeldt had te samen genomen slechts op instructies van zijn vriend Rodolphe de Geyr gehandeld, die toen zeer dringend geld nodig had maar durfde er niet voor uit te komen – uit angst hem te verliezen – tegenover die, waarvan het fortuin hem op dat punt bekoorde, dat hij wenste zijn schoonzoon ervan te maken, was het nog te vroeg voor hem om hem op de financiele zorgen, waarin hij zich bevond opmerkzaam te maken.

Madame de Geyr schreef de 12e maart 1791, toen de waarheid dreigde uit te komen, rustig aan haar dochter: Je bent niet onwetend omtrent de lening van de 1000 ecus die men bij uw echtgenoot gedaan heeft, het gaat niet het minste de baron van Kayserfeldt aan en dat die waarde vriend slecht die stap heeft gedaan om uw vader een grote onaangenaamheid te besparen.                  

De betrekkingen tussen de schoonvader en de schoonzoon zullen vanaf dan meer gespannen zijn; enkele regels van een brief die Gérard de Leau de 20e juli 1791 aan zijn schoonbroer, Charles de Geyr (137) schreef getuigende: Ik kan mij niet meer wenden tot meneer uw vader, omdat de manier waarop hij mij in verlegenheid heeft willen brengen in mijn proces tegen Kayserfeld heeft al de {zoons} van het vertrouwen beroofd en ik zal in alles wat hij mij schrijft ten opzichte van mij, leugen vermoeden.

In dezelfde tijd schreef hij aan zijn zakenwaarnemer : Volgens de brief die ik mocht ontvangen van mijn schoonvader, ben ik overtuigd, mijn beste Massardo (138), dat mijn wissel {geprotesteerd} is geworden, bij gebrek aan geld. Die zonderling schreef gisteren dat hij verwonderd is, dat ik meneer de Kayserfeldt aan zette nadat hij me geschreven heeft dat hij de schuld op zich nam. Zou ik daar niet een mooie waarborg hebben? En daarna is het een goede waarborgkwestie wanneer voor de 2e keer de tijd van betalen gekomen is. Ik ben waarblijk be­schaamd en woedend, dat als ik te Aix was, zou ik die schoft van een Kannunik de buik openscheuren. ik moet bekennen dat die mensen exact de afschuw van de eer en rechtschapenheid zijn.

Wat de kannunik van Kayserfeldt betreft, hij beschreef het nauwkeurig: We gaan van rol veranderen: Ik ben de bedrogene geweest terwijl U verplicht bent, zou ik het geen handelwijze gevonden hebben, dat U in stilte beraamt om mij niet terug te betalen. Zet U zoveel op het spel als het U zal behagen meneer de Geyr, ik wil niets met hem te maken hebben. De zwendel die tussen jullie 2 bestaat heeft niets gemeen met hetgeen van U en van mij is en als hij zin heeft om U voor de helft in zijn zaken op te nemen of ons in dit hier op uw plaats te gaan zitten, zullen we zien het gerecht mij dwingen zal om het voor U op te nemen.

Het gerecht werd {claudicante?} en op krukken lopend. De zaak sleepte zich zonder resultaat voort voor menige speciale rechtsbevoegden, zo menigvuldig onder het oude regiem. Het werd hernomen na 1802, zonder

meer succes.  In 1834, 21 jaar na de dood van Gérard de Leau, voerden zijn erfgenamen nog het proces zonder dat het geschil ooit  eindigde.

*

*                       *

De 2e zaak die Gérard tegen zijn schoonvader voerde begon vanaf het afgesloten huwelijk, de erfenis van de grootouders van Adalaide was daarvan de oorzaak.

De baron Ferdinand de Geyr van Schweppenburg en zijn vrouw, Adelaide Agnes van Fays (139), waren er niet tevreden geweest noch met hun zoon Rodolphe noch met zijn echtgenote die alle 2 een verbinding hadden afgesloten met veelvuldige schulden, die hij hun had moeten betalen. De grootouders van Adelaide, niet zonder rede overtuigd, dat hun zoon hun erfenis zou verkwisten hadden zich beperkt hem zijn legitieme deel te laten het overschoot aan hun kleinkinderen latend, die voorzien waren van een voogd, de baron van Schall, hun oom. men weet niet door welke nalatigheid of welke afdwaling het geheel der goederen, die toekwamen aan Adelaide, aan haar broers en zusters niettemin in haden van hun weinig gewetensvolle vader bleef, waarvan het beheer daarna meer verdachten maar boven haalde.

De baron de Schall, hetzij onbekwaam, hetzij dat hij verhinderd was, had niet evident aan zijn missie voldaan. De zorgen, die zij naar voren bracht, ook, de oppervlakkigheid van zijn leiding en de verantwoordelijkheid die hij zich op de hals gehaald uiteindelijk realiserend haastte hij zich, vanaf na het huwelijk van Gérard de Leau en van zijn nicht Adelaide, intheffinf te vragen van zijn leiding.

Gérard de Leau antwoordde hem met veel rede, dat hij voldeed aan dit verzoek wanneer rekeningen hem werden terug gegeven en wanneer hij in bezit zou zijn van het deel van zijn vrouw en te zelfder tijd, meldde hij zich bij zijn schoonvader om hem enkele juistheden te vragen. Het verzoek misnoegd in de hoogste mate de baron de Geyr, zeer verhinderd om juistheden te geven en zeer weinig bezorgd om een erfdeel, terug te betalen. waarvan hij niet de verantwoordelijkheid houd om verdeeld te worden.

Ondertussen had de baron de Schall de rekening van de erfenis aan Gérard de Leau overgemaakt. De kleindkinderen van de erflaters hadden diverse goederen geërfd bestaande uit het kasteel en de baronnie van Andrim­ont; het geheel van de goederen was geschat op 1010 ecus, het deel van Adelaide bedroeg 3800 ecus.

Terwijl de conflicten zich tot familiaal karakter ontwikkelden, hadden de gebeurtenissen, die het ballingschap van de gebroeders de Leau veroorzaakt hadden, zich erg geevolueerd. De kamer van Wetzlar die de 20e decem­ber 1790 bepaald had, dat de chef van het rijk zelf deelnam aan de uitvoering van zijn decreten, terwijl hij de onderwerping van de Luikenaren zag, bezetten de rijkstroepen de 12e januari 1791 Luik. Een maand na de 13e februari keerde prins-bisschop van Hoensbroek naar zijn hoofdstad terug en in weerwil van de genomen hervor­mingen beloogd door Wenen stelde hij spoedig alles in het werk om de oude orde zuiver en eenvoudig te herstellen.

Als de moeilijkheden in het prinsdom Luik waren gesusd, verliet het jonge huishouden Aix-la-chapelle in januari 1791 om zich te gaan vestigen te Spa; maar voor zijn vertrek, vertrouwde Gérard de Leau zijn interest aan

 een man van de Duitse wet toe. Dit was gematigd voorzichtig van zijn kant, want hij had vernomen dat zijn schoonvader, waarvan verscheidene kinderen nog minderjarig waren, in hun naam hypotheek nam op het onverdeel­de bedrag van de erfenis, die aan allen toekwam, inbegrepen dus het deel van zijn dochter Adelaide.

De geldelijke situatie van de baron van Geyr bevestigde zich meer en meer als bezwaard met schuld. Alles gaf te vrezen dat een volgende dag hij in de onmogelijkheid zou zijn om volledig te herstellen, wat hij tegen alle recht onrechtmatig in bezit nam.

De baron de Geur spande zich in om tijd te winnen, alle voorwendselen waren goed voor hem omzich aan de listen van zijn schoonzoon te ontrekken, dat door de haastige stappen van de advokaat van deze, op slot van rekening de Leau de grootmajaar voor het tribunal van keurvorst van Keulen dagvaardde om hem de toestand van het hangend proces voor zijn tribunal tentoon te stellen en hoe hij zich te beklagen gad over de handelingen van de baron de Geyr. Zijn raadsman antwoordde hem da deze stap zeker zonder waarde zou zijn, volgens hem, zei hij, zou het overbodig zijn om meneer de Geyr te bekladden tegenover de keurvorst, zijn reputatie is zodanig dat zij niet erger zou worden.

Dit proces duurdde zeer lang, onderging uitstel nat uitstel zonder bepleit te kunnen worden.

*

*                       *

Het levenm in Spa had zijn normaal verloop weer aangenomen en het seizoen van 1791 werd ondertussen het drukste; een zekere malaise heerstte er evenwel, de feesten, de bals, en de spelen hadden niet de vrolijkheid van vorig jaar, de bobelins volgden met vrees de gebeurtenissen in Parijs, waarvan de fraude emigranten de echo aangroegen en hun zorgeloosheid verborg niet altijd hun angst.

In de waterstad-buur van Aix-la-Chapelle waren de toeloop en sfeer evenredig. Een brief gedateerd te Aix van ene juffrouw de Geyr aan haar zuster Adelaide geeft ons een kort overzicht van wat dit seizoen enigzins onrustig maaktte . Wat voor Aix gold, gold ook voor Spa:

Sedert drie maanden nodigt men ons uit op al de avondpartijen die 5 keer per week plaatsvinden en die duren tot 11 uur of half 12 s’avonds. Ennog meer van die avondpartijen, alle zondagen een Souper en een avondpatrij nemen wij onze vreugden hier mee, die wij niet meer moeten verwaarlozen. Ik ben geen enkele dag vrij en ik zou mij zoveel willen ontspannen en wacht met ongeduld op dit moment. Het doet me veel plezier om de franse dames te zien, de prinses M… de zuster van de prins de Croy, en enkele andere zeer beminnelijke personen. Over het algemeen ontvangt die hele wereld mama en mij (mijn zusters gaan niet uit) met veel beleefdheid en liefde. Men denkt dat 60 franse bisschoppen hier zullen aankomen om een concilie te houden. Tevens verwacht men de prins Ferdinand van Pruisen met de prinses en haar zusters. dat zal dan opnieuw zeer verlevendigd worden… De dood door vergiftiging van de graaf van Mirabeau werd hier de oorzaak van een bloedig duel tussen de franse aristocraat markies van Rochehaut (die ik goed ken en waarvan de vrouw en 2 kinderen zich hier bevinden en een hollandse democraat…Gelukkig heeft men de zaak geregeld. De plaats van ontmoeting en de

 getuigen waren reeds gekozen, maar ik vrees dat die affaire niet zonder anderen zal blijven. Er zijn hier veel democraten die al het doen en laten van de aristocraten vervolgen. Die laatsten zijn dan ook zeer voorzichtig, terwijl zij hun vreugde uitroepen over de moord van Mirabeau.

De jonge echtgenoten, geheel in het geluk van hun eerste huwelijksmaanden waren werkelijk weinig gevoelig voor hetgeen zich rondom hen afspeelde. De gemoedskant van Adelaide kon slechts verstoord worden door de afwezigheid van haar man die van tijd tot tijd naar Luik moest gaan om zijn plichten te vervullen die zijn functie’s als bewaker van EER van de prinsbischop hem opdrongen. Toen zij hem teder schreef, zei zij hem, met heel simpele woorden, hoe zwaar die scheiding haar viel, vertelde hem lieflijk de gemaakte bijzonderheden die haar eenzaamheid bezig hielden. Er bljift ons nog een van die brieven die zij addresseerde aan meneer de Leau van de Eregarde van de prins van Luik te Seraing:

ik hoopte die morgen enkele regels van mijn  teerbeminde te ontvangen, maar ik werd teleurgesteld in mijn verwachting. Ik twijfel niet dat de post van die avond mij jouw nieuwe zal brengen, lieve schat, want ik verzeker je dat ik met groot ongeduld er op wacht. Mijnheer de Fréron die je deze brief zal overhandigen heeft me gezegd dat hij je eergister heel even heeft gezien, toen je de wacht afwisselde. Ik hoop dat het je goed gaat, mijn engel, en dat je aan  mij denkt zoals ik ieder ogenblik met mijn zeer beminde bezig ben. Met mij gaat het goed maar ik lijd vreselijk onder de warmte die gisteren en vandaag ondraaglijk was. Kempis (140) vertrekt vanavond, hij gaat dinsdag naar Seraing. Gisteren en vandaag heeft hij bij mij gedineerd. De baron van Zwitlig (141), met meneer zijn zoon zijn gisteren bij mij op visite geweest. Bijgevolg hebben zij mij de toestemming gevraagd mij dikwijls te komen zien. Ik zal je bij je terugkeer vertellen hoe die heren bij de majoor zijn ontvangen. Ik was er zo boos over dat ik nagelaten heb om dwaasheden tegen zijn vrouw te zeggen.

De keurvorst gaat Spa verlaten, maar Kempis geloofd dat hij later terug zal komen.

Als mijnheer de Fréron(143)  eerst wil antwoorden, zal ik je vandaag niet méér zeggen.

Adieu dus, mijn dag, mijn alles, mijn hart, mijn teerbeminde, mijn dierbare en tedere echtgenoot. Ik omarm je en duizend en duizend keer van harte.

Amuseer je goed. Adieu dierbare ziel van mijn leven.

*

*                       *

De gezondheid van de jonge vrouw was niet oznder zorgen voor Gérard de Leau ; hij was gelukkig geweest te vernemen dat het goed ging en dat de dagen van scheiding zonder schokken op elkaar volgden.

Mevrouw de Leau had niet lang gewacht om in verwachting te geraken; haar bereiding werd verwacht voor de herfst. Een beetje na zijn huwelijk, geheel in het begin van het jaar

Het nieuws verpreidde zich reeds in het geheim. Een van de tantes Geyr van Adelaïde had haar een woordje gestuurd dat stilzwijgend bedoelde dat de gebeurtenis bekend was in de familie en zij haar discreet feliciteerde ermee :

             Lees hier, zeer dierbare nicht, mijn dank wegens de attentie, die u hebt gehad om u mij te herinneren en om de tedere wensen die u mij hebt willen sturen. Ik u het zelfde, bette nicht, uit de grond van mijn hart en ik hoop dat dit jaar niet zal eindigen zonder dat ik u een compliment zal maken, mij voor de eerste groottante makend, mij met de grootste vreugde zal vervullen. Ik denk dat mijn beminde nicht mij dit aangename nieuws verschaft op het moment, dat ik het genoegen zal hebben haar hier weder te zien en waar ik met volle stem het zal kunnen verzekeren de belangstelling dit ik er om heb.

Helaas, de gebeurtenis was tragisch : Madamme de Leau stierf tijdens haar bevalling, de 11e oktober 1791, terwijl ze een doodgeboren kind ter wereld zette. Het verdriet van haar man was imminent, hij beminde zijn vrouw teder en zijn genegenheid voor haar werd nog versterkt door haar boos afgewezen te zien door haar ouders. De slag scheen zeer hard te zijn. In de droefnis de vrouw verloren te hebben die hij liefhad mengde zich een gevoel van wrok. We hebben het bewijs ervan in een brief die hij richtte op 26 novmber aan zijn schoonzuster, Jeannette de Geyr :

             Uw gevoeligheid, mejuffrouw, kan, maar dan alles wat ik kan zeggen, in de droeve en treurige situatie weergeven waar het verlies van mijn overgetelijke echtgenote, die de hemel mij in zijn goedheid geschonken had verminderd wordt. Voor het toppunt avn het geluk, ben ik in een afgrond van droefheden en smarten gevallen, die, hoe schrijnend dat ze zijn, zullen eender nog aanbeden voorwerp zijn die het veroorzaakte. Het moest niet zijn dat een geluk gelijk aan die waar over wij verkering zijn uw onverschilligheid veronderstelbaar aan onze harten terug te geven. U zond uw zuster en haar echtgenoot vergeten hebben ja. Mejuffrouw, het zij waarheid, hetzij de schijn , alle gevoel voor genegenheid en tederheid heeft gesch??nen zich uitgedoofd te hebben in uw ziel voor haar. Wat hebt u, beste Janette, de charmes van de onuitsprekelijke gevoelens op de proef gesteld heel ons bestaan niet het diept genot ver??ellen; Gij zou voelen hoe onbeduidend en leeg al die andere zogenaamde vermaken van het leven zijn en gij zo??d ervan willen hebben gel/?ten om bij de echtgenote de verrukkelijke te vermoeden die zij vergeten was van haar zuster. Ah, zonder twijfel, ongevoelig beinvloed door de minachtingen die madamme de Geyr zich geoorloofd heeft om tegen mij te betuigen, zult gij u niet hebben kunnen verdedigen om deel te hebben aan die manier van denken die erg verschillend zou moeten zijn.

Toen na deze brutal choc haar het leven zijn t?echter terug,, werd Gerad de Leau verplicht om de situatie te overwegen, die de dood van  zijn vrouw veroorzaakte. Zijn erfenis was geopend, welke rechten waren er? Het contract van het huwelijk voorzag dat in geval van overlijden van een van de echtgenoten, zonder dat er nakomelingen waren, de totaliteit van het vruchtgebruik van de goederen van de overledene zou toebehoren aan de overlevende. De Leau was dus absoluut in zijn recht om van de ouders van zijn vrouw gedurende zijn leven, de rentes van de erfenis van de grootouders Geyr op te eisen.

Deze vordering, moet gezegd worden, ontmoette een zeer levendige tegenstand van de kant van de baron en de baronnes van Geyr en meer dan ens moest hij zich wenden tot het gerecht, dit kwam opnieuw voor het tribunaal van de kennisvorst van Keulen, die het geschil werd voorgelegd. De baron de Geyr, nooit te kort aan verbeeldingskracht vond toen een nieuw middel om tijd te winnen : daar hij de officier van zijn hoogheid

keizerlijk paladin van Bavière was, beweerde hij, dat het tribunaal van Keulen niet bevoegd was en dat hij slechts voorgeleide kon worden voor een hof opgericht zijnde door die prins en voor het geval voor het hof van Dusseldorf. In dezelfde tijd dat hij dit vertragend argument aanvoerde, overhandigde de baron van Geyr een lang memoire aan de rechters, dat slechts een beledigende wartaal was te opzichte van zijn schoonzoon en waarin zijn weinig goede vertrouwen doordrong en zijn onboetvaardig verlangen het proces te verwarren.

             Het verweerschrift dat in wezen belachelijk  was en in zijn vorm de woede van de arme de Leau opwekte ; De beweringen van zijn schoonvader waren stompzinnig en van kwade trouw duidelijk, vooral toen hij het huwelijk van zijn dochter als een ongeluk voorstelde, want zij had toen de mooiste momenten van  haar korte leven beleefd. De heftige houding van de baron de Geyr was in totale tegenspraak met de hoffelijke omgangen, om te zien dat Gérard ondanks zijn vroegtijdig weduwnaarschap en zelfs toen hij hertrouwd was voortging zich vriendelijk te onderhouden met zijn ex schoonfamilie. Aldus in 1803 toen dan meer dan 10 jaren waren verstreken, en de baron de Geyr sedert lang dood was, zien we dat hij an het corresponderen is met een broer van die laatste. Het handelde zich om zijn tussenkomst te verkrijgen ten einde zekere moeilijke tegenstellingen tussen hem en de broers en de zussen van Adelaïde uit de weg te ruimen :

             Meneer en zeer beste neef, antwoordde hem de broer van de baron de Geyr. Bij mijn terugkeer van het platteland heb ik de eer gehad om uw zeervereerde brief van de 21e van deze maand te ontvangen. Ik ben zeer gevleid met het vertrouwen waarmee u mij vereert en u kunt verzekererd zijn dat het mij een waar plezier zou doen om u van dienst te zijn, maar u zult zichzelf voorstellen dat op uw vroeg tegenover uw schoonbroer en schoonzusters u niet zou kunnen bijstaan daar ik bang met hun in proces ben geweest over het vu??erfrecht van mijn beste oom te Luik (144).

             Hoewel ik het te wet?le?r gewonnen heb zijn ze niet teruggeschrikt om dat proces bij het tribunaal hier opnieuw te beginnen. Er waren drie jaren om mij an het oordeel van het fraude tribunaal te onderwerpen waar zij evenwel de schaamte hebben gehad opnieuw veroordeeld te worden (o?se exprentes)? Zie dus, beste neef, dat het gedrag van mijn andere neven en nichten tegenover mij niet dusdanig is dat ik mij zou kunnen vleien om u van nut te zijn.

             Mijn vrouw draagt mij op u van haar vriendelijke wensen te verzekeren, ik verbind mijn diepste respect aan Madame de Leau en ik heb de eer om te verblijven met de meeste hoogachting,

             Meneer,

             Uw zeer nederige en gehoorzame dienaar

                         Corneille Joseph de Gey(145).

             Keulen, de 28e oktober 1803.

             De zoons van de baron de Geyr belken ons hier ook evenals hun vader bedreven in de rechtspleging !

             Laten we ons inderdaad herinneren, hoe de geschillen van die laatste met zijn schoonzien zich had ontwikkeld.

             Op de vertragende maatregelen van schoonvader antwoordde Gérard de Leau ( laten we niet vergeten dat hij advocaat was) behoudend, terwijl hij er op wachtte dat een bekwame rechtsbevogdheid een uitspraak had gedaan over de kern van de zaak, die hij een beslagleggingsarrest maken op de uitkomsten van al de goederen van de grootmajoor enliet hem ondertekenen door de tussenkomst van zijn raadsman. Toen raakte menier de Geyr in de war en scheen afstand te doen.

             Ik heb hem gezegd, dat het uw recht is om al de inkomsten tegen te houden tot het deel van uw echtgenote wat u is toebedeeld en bepaald scheef de advocaat van Aix aan Gérard de Leu. Mijnheer de Geyr als getroffen door de bliksem, heeft mij gesmeekt voor iedereen om dat geschrift niet voor te dragen al zeggende dat hij bekende dat het vruchtgebruik van het goed van uw echtgenote gedurende uw leven u toebehoorde en dat hij mij binnen drie maanden een volledige s?catwiedegeven? op al de goederen toebehorend aan zijn kinderen en op al de inkomsten eruitvoortkomend; men kan dan de toestand van uw deel berekenen en vaststellen en dat hij zou trachtten na u ge?tuigen getroffente hebben met zijn meerderjarige kinderen en de voogd van de minderjarigen dat men uw vruchtgebruik voor altijd koopt tegen de overdracht van een zeker goed. Hij zei me dat de niet leenroerigen en het leengoed van Andrimont te koop waren terwijl hij me vroeg of u er geen zin in had.

             De maatregel die Gérard de Leu dreigde tenemen zijn vruchten, de baron de Geyr erkende de goedgefundeerde eis van zijn schoonzon en, absoluut gecalmeerd. Bood hij aan om in verbinding te treden.

             De erfenis van Adelaïde de Geyr, verhoogde zich tot 13 duizend 800 ecus, waarvan de uitkomst, uit hoofden van hnu huwelijkscontract, toebehoorden aan haar echtgenoot. Gezien zijn leeftijd – hij was toen 36 jaar – moest dit vruchtgebruik hem nog verscheidene jaren betaald worden; men bood hem dus aan om door de overdracht, in volle eigendom, van het goed van Andrimont dat werd geschat op 6 duizend ecus afstand te doen.

             Dit goed bevatte het kasteel van Andrimont en de gronden die het omringden ; het handelde zich daar om een feodaal goed en een van de oudste heerlijkheden van markies van Franchimont. In de loop der jaren was de heerlijkheid baronnie geworden met de rechten van hogere en lage rechtspraak die de heren van Andrimont aan een tribunaal samenge?steld? uit een majoor, zeven wethouders en een hoge baljuw. In 1688 ging de grond van Andrimont over in de handen van Gilles de Fays, waarvan de kleindochter, Alida-aGnes het als bruidsschat in 1734 overdroeg aan haar echtgenoot Ferdinand de Geyr van Schwepenburg.

             Het oude kasteel was gesloopt geweest door de Fays op uitzondering van een toren, die ze verenigd hadden met een nieuw gebouw. Het kasteel dat zij een groot en geriefelijk lieten bouwen werd geflankerd door 2 hoektorens, het bevatte een aaridg hoofdplein met een watersp?ugel omrgingd door een balustrades van gehakte stenen. De woonvertrekken, goed op de zuidkant gelegen ontvingen hun licht en warmte ervan. Dit was, meer dan een kasteel, een zodaning beminnelijk landelijke woning als er veel werden gebouwd in het land van Luik in die tijd.

             Ziedaar wat aan Gérard de Leu werd aangeboden en wat hij zonder twijfel met bereidwilligheid aanvaardde. De zoon van de apotheker van spa ging dus meester worden van een zeer mooi domein gelegen op enkele p?o?tten? van Spa ; Hij zou er

een edel bestaan kunnen leiden, overeenkomstig zijn smaken en ambities in harmonie met het fortuin dat hij had geerd van zijn vader. Hij decoreerde en meubilairde zijn kasteel met inzicht en zijn zijn stijl, prachtlievend onder overmaat, trok de elegante gemeenschap aan die elk jaar talrijker nar Spa kwam. Hij maakt duizenden duizende projecten, hij ontving en werd ontvangen, al de poorten openden zich voor hem, goed in gezelschap, en dankzij een enkele machtige steunen zou hij spoedig baron van Andrimont zijn en hij zou zijn wapens van een authentieke kroon met 7 parels kunnen voorzien. Daarna, later, veel later in zijn oude dagen hield hij ervan  het terrad van zijn kasteel de dagen te zien lengen en afnemen, de kleurenrijkdom van het landschap naar gelang de seizoenen te zien veranderen en daar te wachten alles in vrede en ander vrees op het gewone einde der mensen.

             Toen hij de titel van baron van Andrimont aannam, bewoonde hij nooit het kasteel. Het grillige fortuin stelde hme deze keer nog teleur: de tijd, vol van de be?geu?rtennistend die gingen komen, belette hem dit zoete project te realizeren. Nooit zal hij de vreugden van een heerlijk leven kennen hij zou spoedig gedwongen worden in een nieuwe verbanning onder te gaan.

*

*                       *

Terwijl Gérard de Leau worstelde tegen oude erfrechtzaken, woedde in Frankrijk heviger en heviger de revolutionaire storm ; die slechte wind verontrustte Europa, en de oude monarchieen die het Franse virus voor hun staten vreesden, waren verontwaardigd over de rampzalige terughoudendheid van de ongelukkige Louis XVI. De koning van Zweden, Gustaaf de IIIe werd persoonlijk ongerust. Hij was van plan om zelf aan het hoofd te gaan staan van een vaste coalitie tegen de nieuwe republiek. Gustaaf Iie had Stockholm verlaten, Duitsland gewonnen en had zich gevestigd te Aix-La-Chapelle om er enige geemigreerde chefs te ontmoeten zoals meneer de graaf van Artois, de markies van Bouillé(147), of Ferson, waarvan de toewijding ging naar Marie-Antoinete en die haar, alvorens Parijs terug te winnen, de vluchtplannen van de koninklijke familie had getoond.

De 21e juni 1791 schreef de Noorse soevereign aan een van zijn ministers:

Ik vertek op dit ogenblik naar Spa, het zal meer van betekenis zijn om de afloop van de grote gebeurtenis van de vlucht van de Franse koning te vernemen die moet plaats vinden….

De waterstad werd gers??erd door de illustere personen zoals Rohan, Mortemart, d’Harcourt, la Trémoille, Richelieu, Polignac, Choiseul, Talleyrand en nog vele anderen en die gehele onbezorgde adel  ging naar de spelen, vol?gde de k?uur, assisteerde bij het schouwspel, onwetend van het drama dat zich in Frankrijk afspeelde, maar toen kwam de aankondiging van de arrestatie van Varennes aan die inhield, dat een wereld ging ineenstorten en dat een nieuwe wereld ging geboren worden.

Oorlogsgeruchten verpeidden zich ; van weerskanten dreef men tot het uiterste. De Assemblee Constituante, kondigde in Parijs het vaderland in gevaar af,

De hertog van Bruswick(148) lanceerde zijn manifest. Hierna kwam Valmy, de overwinning van Dumouriez en van Kellerman, op 20 september 1792 en onze landen werden bui?n?engerich?t door de sans-culottes. De 6e november werd de hertog van Saxe-Teschen(149) verslagen te Jemappes ; Spoedig daarna vernam men de val van Mons en de inname van Brussel. Een zucht van paniek passeerde het prinsdom Luik, de emigranten pakten hun biezen en vluchtten de Rijn over.

De 21e november, de maarschalk van Bender(150), en zijn troepen teruggetrokken vechtend, bezetten Spa en kwartierden een nacht in bij de bewoners ; de volgende dag waren dat de lichtingen van de prins van Cordé(151) die zonder orde, zonder uitrusting, zonder materiaal arriveerden . In hun wanorde, niet wetend waar te gaan, vestigden zij zich 5 of 6 dagen om dan nu te gaan zonder leiding en wel in de vlucht.

De 25 november werd de stad haastig bezet door 100 man van het regiment van de prins bisschop ; De 27e ontvluchtte de bisschop zelf, de prins van Méan(152), zijn hoofdstad. Vierentwintig uur later was Luik bezet. De 6e december tegen het einde van de dag rukken onder de trom van luidende klokken 3000 man Franse troepen de stad Spa binnen in een feestelijk verlichtte stad.

Vanaf de 20e november hadden Gérard de Leau en zijn broer zich naar Duitsland begeven. Van andere Spa’se families verdacht in de ogen van de revolutionairen waren zij ook gevlucht; n.l. Marie-Anne Counet(153), weduwe van de burgemeester Gilles Lezaack en haar kinderen, de Heynes, de notaris Wasson, zijn vrouw en hun kinderen, de Lemaitre, de weduwe van Ambroise Talbot, Jean Noel Talbot en zijn familie en nog veel anderen vonden het raadzaam om de grens over te trekken.

De Fransen nauwelijks binnengetreden of de diensdoende magistraat nam het stadshotel in bezit en proclameerde in naam van het souvereigne volk, dat de goederen van Gérard de Leau in beslag werden genomen, dat het passend was om ze onder het patriottische volk te verdelen en dat er bovendien plaats was, als het zich zou voordoen om zich persoonlijk ervan meester te maken.

De plundering begon.

Gérard de Leau was, zoals we reeds gezegd hadden, van een beminnelijke natuur, hij was noch arrogant noch ongevoelig voor het leed van anderen, had niets van de harde aanmatiging van zijn vader, de ambitieuze apotheker.

Maar hij wist hoe het snel gewonnen fortuin jaloezie en haat had opgewekt en terwijl hij Spa verliet, had hij de zorg gehad om, zijn meubels en goederen die zijn woning bekleedden te verhuizen. En hetgeen hij niet kon meenemen of verzegelen werd achtergelaten en hetgeen bij die haastige verhuizing was vergeten geworden. Hij maakt met zijn eigen hand, bij zijn terugkeer in 1793, inventaris op van hetgeen hem was beroofd en hij was nieuwsgierig bij het doorbladeren van dit document, ziehier :

De volgende dag of de dag daarna (7 of 8 december) bij het uitvoering van dat beval begaven zich de heer Richard en anderen in het kwartier door de ondergetekende zich ervan de deuren openen doorzochten alle vertrekken, stalen er dan de papieren die naar hun gading waren, die ze op de openbare plaats in brand staken en plunderden vervolgens alles wat de ondergetekende niet had kunnen ontruimen en beschermen tegen de patriotische roverij.

Te weten:

            In voorraad wat ik niet op waarde kan schatten :

300 pond boter, een weinig meer of minder, verscheidene grote potten, vulgo mousys(?), groenten in het zout, 140 tot 150 pond gerookt varkensvlees en andere kleine details in het huishouden, wijn, bier, etc.

                                      In de keuken.

De armen en de onderdelen van de pomp :                                     fl          25

Een deel van het keukengereedschap :                                fl          172

Al de meubelen ten dienste van het huispersoneel,

Gematigd op waarde geschat :                                             fl          50

Een draai braadspit houdende in de haard :                     fl          23

Een dito aan Tro?mveer, gekookt :                                      fl          58,10

Een derde niet gebruikt :                                                        fl          15

Het ijzer van de haard :                                                          fl          30

2 ijzers van grote weegschaal en onderdelen :                  fl          80

Het ijzer van de b(?)aken en alle ander oud ijzer, wat

Je niet op waarde kan schatten

                                                                                                     ——————-

                                                                                                     fl          453,10

                                      In de kleine ruimte genoemd het bureau

2 balen paardenharen, betaald :                                          fl          154

100 pond rijst en meer :                                                          fl          30

100 en 1 enkele glazen vlakken voor stempel waartussen

een zeer grote gladde om te spiegelen :                              fl          250

                                                                                                     ——————-

                                                                                                     fl          434

                                      In de salon

Een grote spiegel boven de schoorsteenmantel, betaald

Te Frankfurt :                                                                           fl          60

4 kleine gordijnen met gaas geborduurd aan de

vensters vergeten a 7,10 fl. :                                                               fl          30

Een klein gehakt en verbrijzeld buffet en 6 stoelen

in stukken :                                                                                fl          90

                                                                                                     ——————-

                                                                                                     fl          180

                                      Op de 1e etage

2 grote spiegels als in de salon :                                          fl          120

6 kleine zelfde gordijnen :                                                     fl          45

Een kaarssenkist van Nancy, betaald :                                fl          58,10

                                      In een kast

6 grote Saxe porseleinen koppen a 5 escalins :                 fl          15

2 dozijn en meer anderen geimiteerd Saxe a 15 :              fl          30

Een dozijn idem voor Chocolaat :                                        fl          15

Verschillend dezelfde kommetjes, theepotten, melkkannen

en dergelijke meubels voor dagelijks gebruik die ik

gematigd ?chai?ft :                                                                 fl          60

Tafellakens, servetten en beddelakens en andere

Linnengoed dienend voor dagelijks gebruik lagere

geschat :                                                                                    fl          200

                                                                                                     ——————-

                                                                                                     fl          543,10

In dezelfde vertrekken waren veel kleine artikelen en

Voorwerpen waarvan ik mij slechts een enkel zeer

precies kan herinneren, te weten :

Een fles met daarin twee liter balsem van Pérou :                         fl          78

1 id. cluchtige olie van Origan :                                           fl          30

1 id. Vluchtige lavendel olie :                                               fl          25

Een kristalle bokaal gevuld met geurig poeder,

waarde onbekend en aantal gelijkvormige voorwerpen

Een inktkoker in zwarte engelse aarde, betaald :             fl          15

Een klein tafeltje in mahonie, betaald :                              fl          9,15

                                                                                                     ——————-

                                                                                                     fl          157,15

Van 5 hoofd bedden die in huis waren, had men slechts

2 veren bedden, een matras en peluw en 2 kussens

kunnen redden, de anderen waren gestolen of

verscheurd geworden. Ik meen ze naar mate totaal

ge? Te schatten op :                                                                fl          1200

drie bedden van het huispersoneel a fl 80 :                       fl          240

Het garnituur van een grote lange kast meegenomen

Uit een meubelbewaarplaats, veel huishoudelijke

artikelen en voorwerpen zoals van het geprepareerd

paarden?koas, linnnen vlakken, vuil en oud linnen, etc.

Waarvan ik het verlies schat op :                                         fl          400

Hetzelfde was en vierkante kast met Boheems glas waarvan

ik het aantal niet weet en die ik met mate zet op :                          fl          300

Gegeven aan de slotenmaker, die mij de (crodettes) van

de deuren heeft hersteld :                                                       fl          4,17

Eveneens voor herstel van alle sloten :                               fl          58,10

                                                                                                     ——————–

                                                                                                     fl          2.202,27

Garnituur verguld met koper van drie commodes a

1 louis :                                                                                      fl          58,10

Wapenschildjes en ringen van 5 andere delen van

meubels :                                                                                    fl          30

Het is op te merken, dat al die meubels uit gebroken

delen bestonden. Ik ga voorbij aan hetgeen het mij

heeft gekost om ze te repareren, daar ik mij niet alle

details ervan kan herinneren, doe ik hetzelfde ten opzichte

van de stoelen en andere meubeldelen die ik niet juist

kan specificeren                                                                       ———————

                                                                                                     fl          88,10

Totaal :                                                                                      ———————

                                                                                                     Fl         4.057,22        

             Ik weet absoluut niet hoe de diefstal en de vernieling van de papieren te taxeren. Als oudste van mijn familie had ik al die, die de familie betroffen. Ik had er ook al die, die de rekeningen en het regie van het vergaderhuis genaamd de Redoute aangingen, van anderen betrekking hebbende op het postkantoor en uiteindelijkopde kamerrekeningen van zijne Hoogheid. Ik kan bewijzen, dat die verkwisting  ook verschillende onjuiste klachten heeft begunstigd, of alles op z’n minstverdacht of die de gevolgen op enige manier ervan kan of zou kunnen bepalen, dat men de schadeloosstelling ervan schat, is het onmogelijk ze te regelen naar dat wat er uit voortvloeit.

             Ik schat zo’n 8000 florijnen, het verlies van mijn bibliothek. Men kan wat dat betreft menier Vasse, boekhandel, raadplegen, die mij ervan een grote partij sedert 20 an 25 jaar heeft voorzien. Ik ben zeker dat hij mijn gematigheid zal beamen, onafhankelijk van de werken die ik eleders heb gekocht. S?eder?t dat hij de handel voor zijn persoonlijke rekening heeft verlaten.

*

*                       *

Wat zouden we gaarne de samenstelling van die bibliotheek met geduld sedert meer dan 20 jaar geformeerd gekend hebben. Het is dus zeer jong dat Gérard was begonnen hen samen te stellen, tegen de leeftijd van 16 jaar als wij het mogen geloven.

De tijd was rijp voor literaire werken van het 1e plan. Misschien had hij de ?raions? van zijn bibliotheek voorzien van werken van Voltaire, van Rousseau, van Montesquieu, van de encyclopedisten die ons vandaag dodelijk vervelend schenen, maar die toen de geavanceerde geesten in vuur en vlam zetten op z’n minst had hij de voorkeur gegeven aan de vertellers van de 18e eeuw. De boeken waren duur in die tijd, maar 8000 florijnen vormden een flinke som om een goed aantal ervan te verkrijgen. Wij zullen helaas dus nooit die bibliotheek kennen, maar kunnen denken dat zij was die van een eerbaar mens.

De boeken en geplunderde archieven waren, in dezelfde tijd,dat een groot houten paneel, waar de geschilderde kasten van Gérard de Leu en zijn echtegenote waren, overgeplaatst naar het stadshotel, daarna, enkele dagen later stompzinnig verbrand aan de voet van de boom van de vrijheid !

De plundering van de eigendommen van de de Leau’s zette zich de volgende dagen voort. Het hotel de Lion Noir werd verwoest, de troepen zullen zich daar alles persoonlijk tot de kelder, die speciaal goed voorzien was, eigen maken. Antoine Houyon(156), vermeldt in zijn zeer ?eust? memorial, waarop, sedert dat Albin Body het heeft gepubliceerd, zich zoveel andere schrijvers zich beroepen hebben, dat verscheidene duizende flessen zijn geledigd en talrijke vaten doorboord. Bezaten de de Leau’s een belangrijk depot van wijnen van alle oorsprongen en dreven er handel mee, de republikeinse soldaten bedronken zich met de slechte jongens van de pla?ats en wat niet gedronken kon worden vloeide de beek in.

Daarna was het de beurt aan de Redoute : de 8e december 1792. Een zekere Richard, vergezeld van Hubert Wilkin en twee Franse soldaten vertoonden er zich op een vroege morgen. Deze 4 waanzinnigen maakten zich meester van de concierge, Jean Richeling(157) en behandelden hem echt ruw ; zij wilden hem verplichten de zalen te openen, maar toen de man er zich moedig tegen verzette, begonnen zij de deuren met grote bijlslagen te bewerken. Zij zouden snel wapens ontdekken, die Gérard de Leau bij Franse emigranten had gekocht ; deze ontdekking werd absoluut zeer verdacht beoordeeld en diende als voorwendsel tot een plundering. Alles verdween er, alles werd gestolen of vernietigd ; De matrassen werden zelfs verscheurd en van hun linnen maakte men broeken voor de troepen.

De kerk had zijn toren ; er bevondt zich een groot schilderij, een werk van Wilkin, genaamd de Romanist, dat door Gérard de Leau was aangeboden geworden aan de parochiekerk ter herinnering aan de zachte Adelaïde de Geyr. Dat doek, dat een jonge vrouw wenend over een begrafenis voorstelde, werd losgehaald en verscheurd.

Spa was ten prooi aan alle dwazen en woedende jacobijnen en in deze stad, in handen van de revolutionairen, was alles wat de Leau betrof, verdacht verklaard.

*

*                       *

Gedurende zijn 2e ballingschap, trok Gérard de Leau zich, schijnt het, terug in Rellinghausen bij Essen. Het is in ieder geval daar, dat hij de 1e junie 1793 hertrouwde. Hij nam in de 2e bruiloft, Caroline, baronesse van Seraing d’Eybach, zuster van het adelijk kapittel van Rellinghaussen en hoewel de jonge vrouw behoorde tot een uiterst adelijke familie, ouder dan die van de Geyr, veroorzaakte dit huwelijk geen enkele tegenwerking.

De nieuwe Madame de Leau is zelden aangehaald in de talrijke papieren nagelaten door haar echtgenoot, en dit stilzwijgen getuigd, menen wij, van een verbintenis zonder geschiedenis, kalm en gelukkig. De 2e echtgenoot van Gérard die hem 4 kinderen gaf, en hem lang overleefde, was de gezellin van 20 jaren, die hem restte te leven ; zij deelde moedig met hem de moeilijke periode die voor hun lag.

*

*                       *

De Franse invasie van 1792 duurde niet lang ; vanaf het begin van het volgende jaar bevochten de legers van de eerste coalitie de Fransen. De Prins van Cobourg(161), versloeg Dumouriez te Neerwinden de 18e maart en spoedig daarna was geheel Belgie bevrijd. Vanaf de 4e maart was Ferdinand van Wurtenberg(161) Spa binnengerukt en had er zijn hoofdkwartier ingericht en een weinig daarna installeerde zich een zekere militaire gouverneur van de markies van Franchimont in het his genaamd in de Course Anglaise, achter Waux Hall.

Gérard de Leau keerde de 10e juni 1793, vergezeld van zijn vrouw terug naar zijn vertrouwde ?ha?ard steden.

             De beteugeling, die in handen was van de regering van de prins-bisschop Francois-Antoinie de Méan was streng en lomp ; de eerlijke Chapuis werd onthoofd te Verviers en een groot aantal patriotten zochten toevlucht in Parijs.(*). De zittende autoriteit voerde een flink aantal meuten aan tot handhaving van de orde ; De prins van Cobourg verorderde dat de burgers die zich een teken van afkeuring veroorloofden of die zich verdacht gedroegen opgehangen werden.

             De verwarring veroorzaakt door de patriotten was zoveel groter geweest, dat zij in enkele maanden de gehele administratie van het land hadden verwoest. Gérard de Leau, meester van de wateren en de bossen en directeur van de rijkspost, had zijn bureau onderste boven terug gevonden ; al zijn archieven, al zijn registers, als zijn rekeningen waren verdwenen. De prins van Méan, slecht bij kas, viel zijn functionarissen lastig voordat zij terugkeerden. Hier enkele lange uitreksels uit een brief over deat onderwerp, geaddresseerd aan de meester van de wateren en bossen door meneer Jacquet, actuaris van de kamer van Financieen van de prins de 27e februari 1794 :

             Ik heb deze morgen de brief ontvangen, dat u mij de eer heeft aangedaan, om mij te schrijven, met die van menieer Berthonier(163), aan wie ik hem heb overhandigd. We hebben ons dadelijk naar S.A. begeven om de eer te hebben hem uw verzoekschrift te overhandigen ; maar dat ik op het aangevoerde de vrijheid genomen heb om hem kort te antwoorden heeft de Prins z’n humeur getoornd en mij genoeg ontevredenheid getuigd. De onzekere staat waarin hij zich bevind is bekend, hij is gedwongen om veel geld te nemen aan interest. We hebben evenwel aangedrongen en hem opnieuw de onmogelijkheid aangetoond om iedere maand 100 louis te leveren. Hij heeft geantwoord, dat ik het al dus gevraagd had en dat hij ervan hield, dat mijn hem zijn verplichtingen nakwam, uiteindelijk na veel redeneringen (wat ik u zal mededelen wanneer u hier komt) is zijn wens dut u komt, beste vriend, om uw rekeningen met meneer de schatmeester te vereffenen, zoveel wat betreft de gewone verkopen als ten opzichte van die door uw broer gemaakt, waarvan de prins de zeer aanzienlijke belangrijkheid aanneemt. Dat die rekening definitief door u vereffend en de schuld door u erkend wordt. De prins zal mij de regeling die hij wil nemen,overbrengen, een regeling waarbij hij u mischien zeer lange termijnen zal overeen komen. Maar de betaalbare som aan ieder zal op zijn minst 100 ecus zijn. Ik heb betuigd niet van kleine sommen te houden omdat zij uitgegeven worden aan werken en liefdadigheden etc…

             Ziedaar, beste vriend, het resultaat van ons onderhoud. Probeer, ik smeek u erom, die rekeningen te regelen om het eens te worden over de schuld, na dat ik S.A. zal terugzien en ik zal al mijn krachten inspannen om hem over te halen over een tes??temmen? met voldoende termijnen, waarvoor ik u van alles uw aandacht zou willen verzoeken. Heb de welwillendheid dadelijk aan Mr. Berthonier te schrijven om hem voor de gediendstigheid te bedanken die hij heeft gehad om mij te helpen en aan mijn verzoeken tegemoet te komen. Met dank voor de gedegene inspanningen, zodra uw ongesteldheid voorbij zal zijn kam dan hier en laten we proberen om van het moment te profiteren. Dat de prins een beetje gekalmeerd is. Het is zeer mogelijk dat men hem gesproken had over uw rekening. Ik heb hem niet meer getroffen in een zo slecht humeur.

             De staat waarin hij zijn goederen had terug gevonden, de zware zorg die hem de plundering van de administratieve archieven, de onjuiste volksveroordeling waarvan hij het slachtoffer was geweest, dat alles had Gérard de Leau diepgetroffen. Inherent aan de ideeen van het stelsel, dat de onbepaalde macht van de souverein predict, waarin hij was opgevoed, nam hij ten opzichte van  zijn tegenstanders een onverzoenlijke houding aan en gaf ook actief zijn medewerking aan de bestraffing. Overtuigd van de juistheid van het proces, dat hij verdedigde, verwierp hij alles bij elkaar genomen al de nieuwe ideeen zonder het kaf van het koren te scheiden.

             De prins van Wurtemburg was niet onbekend in Spa ; er waren enkele jaren eerder, diverse verblijven in de hoedanigheid van Bobelin gemaakt. Gérard de Leau, die aan hem was voorgesteld, was hem bevallen en werd door hem welwillend op/aangenomen. De lasten waarmee hij werd opgescheept brachten hem opnieuw in relatie met de prins en later wanneer hij opnieuw zijn vlucht naar Duitsland zal nemen, zien we hem zijn relatie met deze belangrijke persoonlijkheid voorzetten.

             Het herstel van de orde ging niet zonder enkele schokken en sommigen di met vervoering aan het rijk der vrijheid hadden geproefd, accepteerden niet zonder een zuur gezicht te trekken het einde van het rijk der patriotten ; Het is dus dat een oproer uitbrak in de naburige landstreken van de markies van Franchimont, in het graafschap van Logne en in het prinsdom van Stavelot-Malmedy. Als zij van nature de orde in Spa vertoebelde nam de Prins van Wustenberg de noodzakelijke maatregelen ten opzichte van de bestraffing en hij bood de uitvoering ervan aan Gérard de Leau aan, waaraan hij de 2 volgende commisies toevoegde :

             Zijne doorluchtige hoogheid de prins van Wurtemberg machtigde de ridder de Leau-Geyr om te laten bewapenen de adelijke lieden van de markies van Franchimont en in de depots de wapens die er zich zouden kunnen bevinden op te nemen.

                                                   Luik, de 27e mei 1794

                                                  (s) Steinniger, adjudant

             Van meneer de Leau wordt vereist om alle diensten goed te willen geven, die  van hem afhankelijk zijn en alle bijstand te verlenen aan de heren rijksofficieren, die hem zullen vragen om met hun mee te werken de openbare rust te verzekeren.

                                                  Verviers, de 28e mei 1794

                                                  (s) de Prins Ferdinand

                                                  Hertog van Wurtemberg.

                                                                            F.M.L.

             Gérard de Leau – en het is daar een smet op zijn herinnering – gedreven door zijn wrok ten aanzien van zijn politieke tegenstanders had de straffe hand en onderdrukte zonder veel medelijden de opstand. Het zwaard en het vuur werden gebruikt tegen een boerenbevolking en de prins van Wurtemberg getuigde zijn voldoening aan de Leau :

             Wij, prins Ferdinand, hertog van Wurtemberg en van teck, prins van Montbeliard etc… hebbende de ridder de Leau – Geyr, erewacht van S.A. de prins van Leuk en meester van de wateren en bossen, aangesteld en belast met de uitvoering van onze schriftelijke overeenkomsten zowel ten opzichte van de markies van Franchimont als aan de landen van Stavelot, Malmedy en het graafschap van Logne, gedurende ons algemeen commando – militiair in het land van Luik, willende wat dat betreft door ons zelf de verschillende rechtsptraak bij zijn leiding aan hem te verlenen, en verlangende dat het door alleen gegeven wordt, verklaren wij en verzekeren wij dat bij de verschillende opdrachten en operaties waarmee wij hem hebben belast met z?ele? exact en tot onze gehele genoegdoening vervuld heeft. Bij gevolg, laten we smeken en bevelen aan allen en ieder, om hem als trouw verbondn aan onze persoon te erkennen en te achten, zoals aan de legers van zijne keizerlijke en koninklijke majesteit en het rijk, met de verzekering van macht ze als zodanig te gebruiken. Terwijl we al degenen verzoeken, die zijn om van hem te eisen hulp, steun en bijstand te geven, zo nodig, evenwel, waar hij er om zal vragen.

             Afgegeven op mijn hoofdkwartier te Spa de 10e juli 1794

                                                  (s) de prins Ferdinand

                                                  hertog van Wurtemberg

                                                                            F.M.L.

             Deze genoegdoening voegde niets aan de verrassing/herinnering van Gérard de Leau toe. De slechte behandelingen die hem golden werden hem gedurende lange tijd verweten, en hun verrassing viel dan ook zwaar op de maag na verscheidene jaren van ballingschap deed hij pogingen om van de lijst van de emigranten afgevoerd te worden. Vervolgens publiceerde hij een memorie, waarin hij zich probeerde rechtvaardigen en dat hij had betiteld : Feiten en stukken betreffende de markies van Franchimont, het land van Stavelot en het graafschap van Logne. Betrekking hebbende op dat wat er in 1794 is gebeurd onder oder van veldmaarschalk prins van Wurtemberg, opperbevelhebber van de troepen van S.M. de keizer en koning in het land van Luik, om zijn handelswijzen te rechtvaardigen.

             De jongste broer van Gérard, Jonas de Leau, nam zeer aktief deel aan de contrarevolutionaire beweging en nam als officier dienst in het leger van Condé. Later, 13e maand van de republikeinse kalender jaar III stelde de voorlopige gemeenteraad van Spa het volgende proces op :

             Het voorlopig gemeentebestuur van de gemeente Spa, stelt vast om aan de administratie van arrondissement van Spa, copie van drie verklaringen gedaan door de burger Antoine Pinson(164), Marie-Jeanne Xhrouet, echtgenote van de burger Joseph Lefin(165) en de burger Longrée(166) en zijn echtgenote tegen de ex-majoor de Leau en Jonas de Leau, afwezig of geemigreerd, te laten geworden, terwijl het de ge?noe?de administratie verzoekt om ze te laten geworden de wie het toekomt. Terwijl het gemeentebestuur daarenboven verklaart kennis te hebben, dat Jonas de Leau het Franse emigranten uniform gedragen heeft en dat hij zelfs van het regiment van geemigreerde Condé soldaten aanwierf en toen hij 10 a 12 lichtzinnigen had hij ze begeleidde naar Coblence, plaats van hun depot. Dat hij onder dit uniform het zich permiteerde in de huizen van patriotten binnen te dringen, terwijl hij zich officier noemde, hun stokslagen gaf en zelfs tafels, stoelen en al hetgeen hij ontmoette vernielde.

*

*                       *

             Maar, in 1794, dachten de de Leau’s nog dat de revolutie bij ons definitief tot stilstand gebracht was en dat de Franse troepen vernietigd waren. Deze keer zouden ze nog teleurgesteld worden. De Fransen hernamen het offensief te Fleuris de 26e juni en de aanloop van het leger van Sambre en Meuse, gecombineerd door Jourdon ging zich voortzetten : de coalitie bezweek overal. Terwijl men voelde dat de partij verloren was, verliet de laatste prins van Luik zijn staten de 20e juli. Spa zag weldra de verslagen legers terugkeren waarbij zich Franse emigranten mengden en religieuzen die weg gingen om de schatten van hun kloosters aan de andere kant van de Rijn in veiligheid gingen stellen.

             De prins van Wurtemberg nam maatregelen om zijn hoofdkwartier te verdedigen ; hij richtte een geheel defensie systeem op terwijl hij bij Trois-Ports de kernen van Quarreux, Becco, La Reid bezette, maar de 16e

September liepen de Fransen, onstopbaar de Oostenrijkers te Awaille onder voet en de prins van Wurtemberg, begrijpend dat zijn posities onhoudbaar waren, verliet de 18e s’middags Spa.

             De de Leau’s waren al niet meer te Spa, zij ook waren verdeeld, terwijl ze alles wat ze konden redden meenamen. Zij vertrouwden dt wat hun onmogelijk was om mee te nemen toe aan hun pachter van Bérinzenne en dat bevatte al hun onroerend goed, het huislinnen, een deel van de kledingstukken en nog duizend andere dingen, die hun koffers reeds te volgepropt niet konden bevatten en waarvan het aantal sterk begrenst was. Wat zij in de steek lieten werd verborgen te Berinzenne. Daarna, niet zonder melancholie, sloten zij hun woningen, wierpen een laatste blik op dat wat was geweest, hun familie haardstede, en stapten in het rijtuig. De voettochten werden verkort, de paarden snuifden de koetsiers legden de hand aan de spanten en de route van de ballingschap klonk nog een keer onder de hoefijzers van de paarden.

             Dit trieste convooi vervoerde de 4 broeders de Leau en de hunnen : Gérard de Leau en zijn 2e vrouw, Caroline van Seraing, Michel, en zijn vrouw, Josephine Legro, die hij had getrouwd in 1791 en hun kleine dochter, die enkele jaren later stierf, Laurent, zijn echtgenote Jeannette van Reuschenberg en hun kinderen, Jonas, zijn geheel jonge vrouw Ursule Talbot en hun zoons in de leeftijd van 2 maanden.

             Jonas was 2 jaar eerder getrouwd ; hij had een jong meisje van 17 jaar getrouwd, bekoorlijk en charmant, waarop hij zeer verliefd was en die hij had willen trouwn, ondanks de tegenwerking van de zijnen, die de Talbots hoogachtten, gegoede burgers van Spa, van origine te bscheiden om een goed figuur te slaan onder hen. Ursule Talbot gaf 9 kinderen aan haar echtgenoot en gaaf aan hem, schijnt het, het geluk.

             Geheel die kleine wereld door Verviers, Limburg en Eupen, bereikte Duitsland en toen de grens was gepasseerd voelde men zich in zekerheid. De ballingschap van Michel, Laurent en Jonas was nauwelijks van lange duur. Zij konden in 1795 of in 1796 naar hun haardsteden terugkeren ; die van Gérard in tegendeel, duurde 8 lange jaren : Gérard verkreeg slechts zeer moeilijk de vergunning om naar Spa terug te keren. Hij was al bij gevolg de meest gecompromiteerde van de 4 broers. Hij ging door met zicht in Duitsland in gevaar te brengen door de relatie’s die hij bleef onderhouden met de vijanden van het nieuwe regime.

*

*                       *

             Die periode van 8 jaren was extreem lastig. Gérard de Leau leerde de last, bijna de ellende kennen. Zijn geldmiddelen raakten vrijwel uitgeput, terwijl zijn familie zorgen  groeiden naarmate zijn 4 kinderen geboren werden. We zien hem dwingend verzoeken bijna om hulp bedelen bij al diegenen die hij had geleend uit de tijd van zijn lu??ster, en we zien ook hoe weinig ze zich om zijn beangstigende moeilijkheden bekommerden.

             We kennen de ellende van zijn emigratie dank zij de overvloedige correspondentie, die hij gedurende die tijd onderhield met zijn beste vriend Emmanuel Ansiaux(167), die om zoals hij was, moeten vluchten voor de Franse invasie.

             Emmanuel-Antoine Ansiaux, 5 jaar jonger dan Gérard de Leau, was bestuurder van de rekenkamer van de prins van Luik en zijn gewone raadgever geweest ; Het was bovendien een markant advocaat en wij zullen in hem alles ervaren uit zijn brieven, een intelligente, heel opgeruimde en charmante geest ontdekken. Nu eens lollig, dan weer melancholiek, opgesteld in een vlugge stijl zijn die brieven om de beurrt, de enen vol van vertrouwen in de toekomst, de ander met een somber pessimisme. Ansiaux vertelt, door elkaar, de kleine kletspraatjes, de kleine gebeurtenissen, ontstane historische feiten. Hij spreekt van mensen, die zij hebben gekend, van gemeenschappelijke vrienden, van belangrijke persoonlijkheden in wiens handen het lot van Europa rust. Hij deelt de zorgen met Gérard de Leau; hij analyseert de grote gebeurtenissen, maakt zich zorgen over de toekomst, oordeelt over zijn tijdsgenoten. Wij bewaarden 67 brieven van Ansiaux de zich gelijkmatig over een periode van 30 juli 1794 tot 9 september 1799 verdeelden, die van zijn vriend de Leau zijn ongelukkigerwijze verloren gegaan maar dit luik op hun correspondentie is ruimschoots voldoende om ons het perikele bestaan te laten kennen van onze inwoner van Spa tijdens het verloop van  zijn lange ballingschap ; die 67 brieven verdienen het om uitgebreid gepubliceerd te worden, zij zullen een juiste bijdrage vormen aan en betere kennis over het leven van de emigranten.

             Gérard de Leau vestigde zich eerst, maar voor korte tijd, in Dusseldorf. Hij deed vervolgens Rellinghausen aan bij Essen, waar hij bleef tot zijn terugkeer naar Spa. Zijn vrouw en zijn 3 schoonzusters waren soo?rt kloosterzusters geweest te Rellinghausen. Mischien vond hij in die stad, waar de herinnering van de jonge baronnessen van Seraing niet moest verloren worden, enige steun – meer moreel dan materieel – schijnt het !Ansiaux was minder huiselijk ; als vrijgezel verplaatste hij zich gemakkelijker en we zien hem te Keulen, Cobleng, Frankfurt, Hanau, Wezel, Aix-la-Chapelle, Dusseldorf, Dorsten en  Munster, maar het zal in Keulen, Frankfurt en Munster zijn, dat hij het langste verbleef. Van slechte gezondheid – hij beklaagt zich erover zeer uitvoerig in zijn brieven – hij zal geen weerstand kunnen bieden aan die omzwervingen en de zorgen, de teleurstellingen en verdriet hier aan meewerkend stierf hij te Munster in 1800 zoner de gelukkig ge?orende dageraad van de terugkeerd in zijn land te hebben gezien.

             Terwijl zij hun haardsteden verlieten, vertrokken de vluchtelingen in het avontuur, terwijl hun eerste doel was om de grootst mogelijke afstand tussen hen en de legers van de Franse overweldigers te plaatsen. In etappes namen zij adem terug, raadpleegden de toekomst, vroegen zich af wanneer zij konden op houden. Als Gérard de Leau naar Dusseldorf was gegaan is het dat hij het fortuin volgde van de prins van Wurtemberg. Ansiaux overwoog een ogenblik naar Engeland te gaan en hij verbond ich met zijn vriend die enkele jaren eerder advocaat was geweest van een Engelse dame in een duistere zaak(168) die hem tegenover de graaf van Provenc, broer van Louis XVI plaatste, om die mogelijkheid te overwegen schreef hem van Keulen de 30e juli 1794  :

             Madame Nesbitt – de beminnelijke Engelse dame – wens je veel goeds toe en zal je niet in de straf als de harde emigratie laten, want zij heeft het mij gezegd. Verontachtzaam deze beminnelijke dame niet ; wie weet of wij ons niet bij haar gaan voegen als de zaken op het continent slecht gaan !

             De 13e oktober, die keer vanuit Frankfurt :

             Ik schreef juist naar Madame Nesbitt, van de eerste keer. Op het moment dat ik de uwe brief ontvangen heb waarin u mij bericht dat die interessante persoon zich heer??ment aan ons. Ik sta meer acht op haar vriendschap dan op die van een potentaat (heerser), ik smeek je om haar in je eerste ervan te verzekeren. Als in de lente de doortocht van de zee vrij is en wij onze lastige gastheren bevrijd zijn, is het een aangename reis om te maken…

             Daar hij zich momenteel te Dusseldorf vestigde, was Gérard de Leau van zijn vrouw gescheiden, die hij direct naar Rellinghausen gestuurd had. Caroline verwachtte een kind en vond het raadzaam dat zij enige rust in die rustige afzondering vond. Op 15 augustus 1794 bracht zij een zoon, Ferdinand, ter wereld, waarvan de hertog van Wurtemberg geaccepteerd had om peter te zijn. Het doop uitreksel werd in het het latijn naar de prins gezonden. Het noteerde de geboorte de 15e augustus om 7 uur s’avonds, en de doop de volgende dag om 2 uur s’middags van Ferdinand-Charles-Marie-Antoine-Gérard-Louis, zoon van de edele en illustere heer ridder Gérard de Leau, baron van Andrimont en van de edele en illustere dame Caroline-Felicité-Walburg baronnes van Seraing van Eybach. De peter was vertegenwoordigd door de baron Louis van Brouckmans (169), oom van het kind.

             We zien hier Gérard de Leau de titel van ridde en die van baron van Andrimont aannemen, maar het is waar dat men in die tijd nogal vrij omsprong met de adelijke benoemingen. In het begin van de maand september had Gérard zich weer te Rellinghausen bij zijn vrouw gevoegd en buiten enkele korte verplaatsingen zal hij haar niet meer verlaten.

*

*                       *

             In het begin, zijn de tijdingen van Ansiaux bemoedigend. Belangrijke wisselingen in het hoge commando van de geallieerde legers lieten toe om op een ommezwaai in de militaire situatie te hopen. De 31e augustus schreef Ansiaux :

             …Cobourg heeft donderdag van zijn legers afscheid genomen om zich terug te trekken. Men merkt er het slechte humeur, hij is niet meer gelukkig, hetgeen hij in korte toespraken openlijk met vuur bekend maakt. Die prins om zich in zijn staten terug te trekken. De prins van Waldeck (170) om zich ook terug te trekken, onze dappere Beaulieu (171) volgt hem op in het belangrijke ambt van algemeen kwartiermeester van het leger; een post die boven de krachten en talenten van de eerste was. Niets gelukkiger voor de zaken van ons land.

             Enkele dagen later, de 10e september, scheen die indruk zich te bevestigen en het liet zich doorgaan voor een op zijn minst overdreven optimisme :

             De keizerlijke troepen zijn van 7 op 8 maart de Maas gepasseerd te Roermond en Maastricht, en wanneer je dit hier zult ontvangen, zullen er waarschijnlijk meer fransen te Luik zjin. De Engelsen  verenigd in een Oostenrijks corps hebben de Carmagnols bevochten bij Breda en dat overwinningsleger naderde Maaseik terwijl de anderen door Tongeren marcheerden. Uiteindelijk geloof ik dat men zich aan de kop(?) kon overgeven om weldra bevrijd te zijn. De prins van Luik schreef mij dat mensen van Markenstein verscheidene versterkingen ontvangen hebben, waarmee hij van zijn kant Treves kan bevrijden. Men kondigt ons 15.000 man aan die Nuremberg reeds gepasseerd zijn. Wat zeker is daar ik het zelf gezien heb, dat al de depots, die aan grenszijde van de Rijn waren het leger van de Maas gaan herenigen. Binnen 6 maanden zult gij ook rustig te Spa kunnen zijn als voorheen en uw Ferdinant zal de vermoeidheid ervan kunnen verdragen, want hij zal niet op de terugkeer moeten wachten als de wegen te slecht worden.

             De 12 september : … We staan op het punt van een groot evenement, de regeringstroepen zijn in beweging, het Engelse leger voorwaarts. God wil onze wapens beschermen. Van de kant van Treves aarzelt men niet om aan te vallen en we drijven ook van die kan tussen vrees en hoop… Men meldt ons Maastricht, dat een corps achterblijvers van 20.000 man zich uitweidt van Harame tot Grondsveld, 16.000 Engelsen zijn te Maaseik. Men heeft te Wenen 11 samenzweerders waaronder grote persoonlijkheden terechtgesteld.

             Hoelang duurt het, dat die tijdingen welkom zijn, welke commentaren blijven zer niet opruien! De vijand trok zich ordelijk terug/ De routes van de terugkeer zouden weldra vrij zijn en het huisgezin de Leau zou weldra te Spa teruggevonden worden, geinstalleerd in de comfortabele woning van de Orange. Voor de winter, zijn waren er zeker van, zouden zij thuis zijn, in de zilte warmte van een beminnelijke woning en het ongemak van de ballingschap zou zich afstompen in hun herinnering. Zij zagen reeds het spook van de last boven zich verwijderen.

             Deze gelukkige illusie’s zullen zeer snel vervliegen, zij werden uiteengejaagd door Ansiaux zelf, die de 20e sept reeds aan zijn vriend schreef :

             Ik geloofde je vandaag slechts de overwinningen te melden, maar de kaart heeft zich geweldig veranderd. De 18e is Latour(172) verslagen geworden en het kamp van veroverd en de Fransen die zich in versterking hebben gebracht op het water van de Ouste, hebben bereikt om Stavelot en Spa binnen te dringen, evenals Verviers. Zij bezetten Herve en het hoofdkwartier in Aix-la-Chapelle en de krijgspoort te Juliers. Men legde hier een brug aan over de Rijn en de wagens werden in grote getale leeg aan het leger overgedragen. Alles is hier in ongerustheid. Kom zeer snel je baggages weer laten opnemen. Als ik de plaats wist en als ik mij paarden kon verschaffen, zou ik proberen ze te zoeken.

             Aan de andere kant van de brief had de Leau geschreven : ontvangen na omwegen en terugwegen de 28e.

             De volgende dag schreef Ansiaux nog :

             Ik wacht op je met ongeduld, mijn vriend en je komt niet. Je zult me misschien niet meer zien, want morgen scheep ik mij in voor Wursbourg en ik ga rechtdoor naar Wenen.

Het klimaat is er ruw, maar moet ik mijn zwak lijk achter laten, het besluitt is reeds genomen. Alles is verloren, de Fransen zijn te Aix-la-Chapelle, het hoofdkwartier te Juliers, morgen of daarna zal het hier zijn. De militaire staf, de kanselier, de veldpoort zijn er reeds. Het is een vechtpartij waar je geen idee van hebt. Iedereen vlucht, ik heb niet de kracht om je er meer over te zeggen.

             Ansiaux verliet evenwel na die dag Keulen niet; daar de situatie een wenig gekalmeerd zich opklaarde bleef hij er tot 28 december en die dag zal hij nog aan zijn vriend schrijven. Hij had Gérard de Leau voorgesteld om zich te Keulen bij hem te vervoegen, zodat zij zich samen konenden beraden en beslissen over een beleidslijn en vooral om wille zich onderling te herstellen wat in hun  rampzalig gemengde bagages het zij aan de een het zij aan de ander toebehoorde.

             Van Koblenz waar, op de route naar Frankfurt, hij passeerde schreef hij nog :

             Ik geloofde voor mijn vertrek van Keulen je nog te zien maar toen je niet aankwam en iedereen zijn biezen pakte, heb ik ook die partij gekozen. Ik heb je 3 brieven geschreven waarop je niet geantwoord hebt. Dit stilzwijgen verontrust me wat is er met je gebeurd? Heb je je goederen laten zoeken zoals ik je de raad had gegeven. Ik heb je mooie tas met mij meegenomen. Ik zal nog niet bijgekomen zijn van die choc tot in Wenen. Ik zal mij enige tijd te Frankfurt ophouden. Van waar ik mij mischien vervoegen ga bij de prins van Wurtenberg in zijn hoofdkwartier in Heidelberg. Hij heeft het mij aangeraden maar ik prefereerde gepaalts te zijn worden in Stutgart. Ik krijg genoeg van het lawaai en de herrie van een kamp. Ik zou hem hebben vergezeld maar zin coupe is te klein voor drie personen, dat had mij veel geld bespaard, want ik ben wel verplicht om hier de postwagen te nemen. Ik zal je uitgebreid schrijven, wanneer ik zal merken dat mijn brief je bereikt heeft schrijf me onder de huisvestiging van meneer Bethmann(173), bankier te Frankfurt, totdat ik je mijn adres gegeven heb.

             De volgende brief, gedatteerd op 18 oktober is verzonden van Frankfurt. Ansiaux gaat droeve tijdingen van zijn vriend ontvangen; Gérard worsteld tegen pijnlijk geldelijke moeilijkheden en zijn klachten, zullen in de loop der jaren die gaan volgen als een leidsmotief in de meeste van zjin brieven terugkeren.

             Ansiaux voelde, alsof zij de zijne waren, al de teleurstelingen van zijn vriend, spande zich in om de geestkracht aan te tonen, daarna, in een levendig verheven beeld, beschreef hij hem een stad versperd door vluchtelingen, sprak hem over moeilijkheden die men ondervond om zich te huisvesten voor de duur van het leven en vertelde hem de zorgen van de Luikenaren die gevlucht uit Keulen, over het water te Frankfurt zijn aangekomen. Deze brief in een vlugge stijl, schildert ons met juistheid de atmosfeer van het moment:

             Ik heb je brief van 5 oktober ontvangen evenals de voorafgaande die men mij van Keulen hier heeft gestuurd. Als ik zolang heb uitgesteld om je te schrijven, is het dat ik vrees dat de brieven onderschept werden…Je toespelingen op de vriendschap van de groten zijn juist, want men heeft er uitsluitend de rook van de rest is weinig zaaks. De prins heeft me evenwel aangeboden om bij hem in Heidelberg te wonen, maar je kent zijn huishouden, het zou mij meer kosten dan hier en ik zou lasten te over hebben. Mijn vriend, mijn besluit is genomen, ik blijf de winter hier als Carmagnols het goed vinden. De stad is schitterend, de promenadees zij er heel mooi.

De boulevards zijn voorzien van ongeveer twee honderd plezierige huizen toebehorend aan rijke groothandelaren. Terwijl er geheel of gefleurd in de meesten er prachtige tuinen zijn. Ik ga maandag de mooiste met meneer de baron van Bomal ([1]) bezoeken. Het is een klein paleis gelegen aan de poorten van de stad en op de oevers van de Main. Je kunt je niet voorstellen hoe heerlijk deze plaats is. Het kost naar waarheid 20 louis per maand huur, dat is niets in vergelijking met de herbergen. Sedert 15 dagen dat ik het honderste deel van een van deze kleine steden bezoek, want er zijn er hier 10 herbergen meer bevolkt dan een in onze goede steden van het land van Luik en het graafschap van Looz en het heeft me een verbazende prop geld gekost, een Louis is slechts 11 floreinen en er is zoveel goud hier dat men zeer snel over die florijnen heen stapt. Ik ga dus, met meneer van Bomal, meneer en mevrouw van Ansembourg, een rustige winter doorbrengen. Twee dingen zullen mij mankeren: nieuws van mijn familie en je gezelschap, Ik voel meer dan ooit het gemis dat ik zoveel zaken zou hebben om in de schoot van de vriendschap uit te storten. Je laatste brief heeft me verdriet gedaan, ik lijd oneindig veel over de malaise in je toestand. Je minnares door haar zachtheid, haar standvastigheid, haar moed, zal de hardheden ervan verzachten. Zij zullen overigens een bepaalde tijd duren, mijn vriend, de hemel zal zich door ons laten vervolgen. Wij waren te gelukkig en wij vermoedden er niets van. Deze wrede proef zal ons de  vreugde waarvan wij genoten laten waarderen.

             Het grootste gedeelte van de Luikenaren hebben zich naar Wursbourg begeven; zij moeten er het zeer slecht hebben, zeer duur en als haringen in een stad gepakt en er zijn weinig geldmiddelen. De Trousset, de Knor, de Berghein, de Limbourg([2]), die in een miserabel poortschip bedekt met zeilen ingepakt waren zijn hier aan het eind van 10 dagen navigatie vanaf Keulen aangekomen. De nachten zijn koud op de Rijn, en zij missen zelf matrassen om op te slapen, ook ik zag ze hier, de een verkouden de ander longontsteking, allen in erbarmelijke staat en zij waren slechts halverwege. Ik ben zeer gelukkig geweest niet dezelfde pech opgelopen te hebben en het heeft me goed gedaan per postwagen gekomen te zijn. Ziehier een anekdote van mijn reis. Toen ik jouw spullen met mij mee heb genomen, heb ik jouw uniform aangetroken, dat me als gegoten zat, wat ik niet verwacht had met die taille. Het heeft me paarden voor de postwagen opgeleverd en iets minder oplichterij bij de postiljons en bovendien vrijstelling van de barrières, poorten en bruggenIk heb een inventaris van jouw goederen opgesteld. Ik echter zal je bekennen dat zoals ik niet veel linnegoed heb en dat als jij ervan voorzien bent, ik van 4 hemden gebruik zal maken die zich hier bevinden, de mijne zijn tot je dienst. Er zijn gisteren in deze stad twee duizend Franse gevangenen, gemaakt door de Preusen, te Lautern, voorbij gekomen. Het nieuws is iets minder slecht. De Fransen hebben het fort van Creve-Coeur ontruimd, het schijnt dat zij de vrede met de Nederlanders zullen sluiten. Moge het van het zelfde zijn met de andere oorlogvoerende machten.

Mijne Heren Spencer en Grandville zijn hier weer langs gekomen terwijl ze terugkeerden van Wenen Wenen. Zij moeten in Londen voor de opening van het Parlement zijn dat zal plaatsvinden de 24e van deze maand. Het schijnt dat Barère zich gereedmaakt om naar zijn dierbare Robespierre in het koninkrijk van Pluton te gaan terugkeren. Aangezien jij niet meer van grote hofhoudingen houdt dan ik, is het in die van Proserpine dat ik je wil terugzien, ik wil je terugzien in onze foyers (haardsteden) dat ik verlang om jou en je charmante Caroline te omarmen. Zeg haar, ik smeek je erom,dat wat je kunt uitdenken aan vriendelijkheid en je haar sleht een flauw idee zult geven

van de oprechte en onschendbare genegenheid warbij ik mijn gehele leven, mijn beste vriend, de trouwste en waarlijkste van je vrienden zal zijn.

             Ik heb je twee broers gezien, de oudste en Laurent, die te Bonn waren met hun wederhelft. Zij waren van plan om er te blijven. Ik weet niet wat ze gedaan hebben.

2 dagen later nam de charmante Ansiaux de pen weer op en completeerde zijn kroniek van het leven te Frankfurt:

          …We hebben hier verscheidene prinsen, de prins van Louis van Pruisen, 2 prinsen van Wurtenberg, broers van de onze, de ene generaal in dienst van Pruisen, die een kolossale gestalte heeft en een van de mooiste manieren van geheel Duitsland. De 2e is een beetje kleiner maar ook een zeer interessante figuur die generaal is in dienst van Saxen. Tussen de prinsen die ik niet noem hebben we hier Lichtenstein, die vandaag naar Wenen is vertrokken na op z’n minst duizend Louis verloren te hebben terwijl hij een operatie van de anus heeft moeten ondergaan. Er is hier slechts een grof spel, iedere herberg is een speelhuis en  men onderscheidt 3 a 4 banken van verscheidene duizend Louis en bijgevolg meer dan Spa ooit gehad heeft.

          Tussen de 20e oktober en de 15e december wordt de draad van de correspondentie verboken; zijn de brieven verloren gegaan, heeft Ansiaux niet geschreven? …Maar uiteindelijk half december hernieuwt de dialoog tussen de 2 vrienden zich. De Leau, verloren in het dorp Rellinghausen, schijnt ver van alles, de nieuwsberichten van de oorlog bereiken hem met traagheid en zijn vriend beschuldigt hem vriendelijk op de afgelegen plek intens te leven als in een moeras. In tegenstelling met alles, schijnt Ansiaux behoorlijk ingelicht over alle dingen; hij onderhoudt een enorme correspondentie, die hem alle rumoer wat in Europa gebeurt aandraagt; hij zou werkelijk een nieuwswinkel kunnen houden.

             Het begin van deze brief is opgeruimd en spottend; Ansiauxspot met zijn vriend, die geneigd is tot de vroomheid en zich inspant zijn financiele lasten terug te voeren maar hij optimist en gelooft tegen het einde van het jaar in de vrede.

             Je bekering zal niet een van de minst verbazende wonderen van de revolutie zijn. Je God, als de gewijde boeken je vertrouwd zijn. Als ik waarlijk de schijnheilige journaliste Feller minder verafschuwde, zou ik je brief naar Paderborn sturen voor dat hij hem in zijn dagblad stopte en dat hij uit zijn gewoonte de conclusie trekt dat de Brabancons goed hebben gedaan in opstand te komen. Als je je huis te Rellinghausen in geest veranderd, smeek ik je op zijn minst om je charmante en beminnelijke Heloise niet geheel en Abelard te worden. Maar zeg mij zal dat niet bij toeval in je klooster zijn,

             Dat de vrome Marie Alacoque

             Haar mystieke allenspraken voerde- ?

             Maar, genoeg grapjes, je heb gelijk mijn goede vriend, de godsdienst alleen kan alleen in die afschuwelijke chao, die zoveel staten heeft verwoest en zoveel ongeluk veroorzaakt heeft ware en standvastige troost geven. Met haar zullen wij onze kwaden verdragen en zullen wij onoverwinnelijk uit deze wrede strijd komen, ’t werk van een leugenachtige filosofie gestut op de onvroomheid, de ongodsdienstigheid en de meest afschuwelijke corruptie

van zeden. Laten we hopen dat de hemel medelijden zal hebben met onze kwaden en dat hij met een wind het gebouw van onrechtvaardigheden zal verwoesten want het is aan God om dat wat als de machten der aarde tevergeefs geprobeerd hebben, te doen.

             Je beklaagt je, mijn vriend, dat ik je geen nieuws gemeld heb; We weten hier er niet meer van als in het milieu van je moerassen. Een dag is het oorlog, de andere dag is het vrede. Ik geloof met goeder trouw aan die laatste en dat wij de paaseieren thuis kunnen eten.

             Vanaf de 1e van de maand, dat de Fransen zo warm ontvangen werden op het fort van Swalback bij Mayence, hebben wij niet meer aan die kant een kanonschot horen afgaan. Men gaat door ons die stad goed van prorite? Te voorzien die zeker deze winter niet ingenomen zal zijn en veel troepen, zowel Oosterijkers als Pruisen defileren in de richting van de hoge Rijn…

             Een zaak die mij nog veel zorg veroorzaakt is een laatste brief is er ingeldverlegenheid te weten. Zou ik u niet kunnen helpen? Ik heb aan een zaak gedacht, los van mijn zwakke geldmiddelen, dat ik altijd gelukkige zou zijn om met u samen te werken, een van de bankiers Bethmann waarmee ik een beetje verbonden ben heeft zijn zoon die de bank in Londen doet. Ik heb lust om aan Madame Nesbitt te schrijven door zijn persoon, of zij de goedheid had om een 60-tal Guinees aan die man te overhandigen. De vader zou ze me hier in rekening brengen. Behalve de schenking van mijn gehele erkentelijkheid zou ik hem mijn borgstelling voor die som aanbieden. Laat u mij het doen.

             Sinds 16 dagen is mijn gezondheid erg achteruit gegaan, maar op het ogenblik gaat het er beter mee.

             Ziedaar weldra nog een jaar toegevoegd aan al deze die zich gaan verliezen in de onmetelijkheid van de tijd. Moge dat, wat gaat komen gelukkiger zijn dan de 4 voorafgaande. Ontvang bij deze gelegenheid even als je beminnelijke Caroline, de meest ware en meest toegenegen wensen en dat spoeding erbonden met mijn beste vrienden ik hen mag omarmen en hun mondeling de gevoelens van tederheid en onschendbare genegheid aan te bieden die de beste van uw vrienden het gehele leven voor u zal bewaren.

             1795, het nieuwe jaar, ging voorbij zonder enige verbetering in het lot van Gérard de Leau te brengen; 15 brieven van Ansiaux gedurende die 12 maanden geschreven getuigden ervan. In deze uitvoerige 15 brieven zullen altijd dezelfde teleurgestelde verwachtingen, dezelfde geldzorgen zijn.

             De 3e februari 1795 geeft Ansiaux enkele nieuwsberichten van de prins bisschop van Luik:

             Onze Prins, die volkomen hersteld is van zijn jicht waarbij hij mij zelf de gunst verleende om me te schrijven, terwijl ik de enige was van dit land aan wie hij de gunst verleende om in het nieuwe jaar te schrijven, hetgeen de grote Prevot (officiers-commisaris) en anderen gegriefd heeft t zij gezegd al voorbij, heeft onze Prins de 18e januari zijn publieke audiente voor de keizer gehad. S.M. met aandacht voor onze herstellende zieke ontvang hem op de 1e. zij ontvangt nooit vroeger dan op de 2e, heeft hem de vleiende dingen van de wereld gezegd; Dat zij binnenkort zou hopen hem weer in het bezit van zijn staten te plaatsen en dat zij niet zou verontachtzamen van hetgeen zou bijdragen aan het geluk van ons land. Na dit afgesproken onderhoud, waarover de prins zeer voldaan is geweest, heft hij een zakenreis met de aartshertogen gemaakt, die gedurende zijn ziekste de zeer opmerkelijke attentie hadden om zich verscheidene keren in mijn hotel voor te stellen. Gij voelt da na deze welwillendendheden de ministers niet te laat zijn geweest om het hof te maken aan onze meester.

             De 10e maart kondigde Ansiaux de verzending van 15 Louis d’or aan zijn vriend aan, de charmante man ontzegde zich dit om de tegenspoed van de arme de Leau te verzachten.

             …de kolonel van de marechaussee Raick was bij me en ik heb hem 15 Louis in goud toevertrouwd en ik hoop dat u ze zal hebben ontvangen als mijn brief u niet was geworden kunt gij de kleine som bij hem gaan nemen en als de hulp van madame Nesbitt niet arriveert reken dan altijd op mij zoveel als ik zal kunnen, mijn vriend. Ik heb je geloof ik met betrekking tot madame Nesbitt bericht, dat ik haar had geschreven dat ik de uiputtende achtergronden kende, dat je door fijngevoeligheid de situatie voor hem verbergt; dat als zij zich verwaardigde haar beloftes wat jou betreft na te komen. Kon zijn, bij gebrek aan andere gelegenheden, het geld, dat bestemd was voor meneer Bethmann zoon, bankier te Londen overmaken en dat de vader met mij die som hier zou verrekenen, waarop ik wel een middel zou vinden om het je te laten geworden, dat ik haar verzocht zelf mijn waarborg te aanvaarden voor de som die zij je voor zou schieten. Meneer Bethmann (vader) heeft die brief aan zijn zoon doorgegeven, maar terwijl de hele communicatie met Engeland onderbroken is geweest, hebben die heren geen brieven meer ontvangen evenals de mijne is zonder antwoord gebleven.

             Waarna de 29e maart en de 27e april, zie hier het nieuws van het land van Luik:

             …De aangekomen brieven van het land verschillende enen schilderen er een afschuwelijke ellende af, vooral te Verviers en in le Marquisat, wat zeer waarschijnlijk is; anderen zeggen dat de levensmiddelen nog overvloedig zijn en dat het brood er slechts 13 escalines voor 4 livres kost. Als het om geld gaat is ’t altijd duur.Wat de eigendommen betreft zij worden gerespecteerd, ’t schijnt evenwel dat men de meubels van de wethouder verkocht heeft en dat die van de trefonciers wel hetzelfde lot zouden kunnen ondergaan…

             …Mijn zuster meldt mij dat zij te Luik gedurende 15 dagen een vreselijke angst gehad hebben daar zij tussen de 2 legers in zaten en dat op die angsten die volgden, die de tiran Robespierre inspireerde; dat men te Luik een urgentie commitee had opgericht samengesteld uit Nahon en andere revolutionaren van dat soort, dat dat commitee enkele buitensporigheden heeft begaan maar dat het dusdanig onderdrukt is geweest als die van het toezicht: dat de openbare aanklager, de advocaat Renier zich streng onverbiddelijk getoond heeft tegenover de patriotten die zich buitensporigheden veroorloofden, dat de rustige mensen niet geplaagd zijn geworden en zich niet hebben hoeven te beklagen dat vandaag dat alles is onderdrukt en dat zij geen andere onrechtvaardigheden ondervinden dan de zeldzaamheid en de duurte van de levensmiddelen die is gealarmeerd. Er is een hoeveelheid buitengewoon uit de wereld van Luik gestorven. De meest aanzienlijke personen die ik ken zin Mr D’Heusy, Mr Daniels, Mr Gouverneur, Melle de Harlez,de weduwe Desmarets,woekeraarster van de hoogste toren, haar dochter gaat aristocratisch de patriottische taxateur Cralle trouwen. De dood heeft ook 7 voorsprekers getroffen. Murson, Werixhas, Bovie, Louvrex, Bailli, Gaillard, Fourneau,; zeven of acht pastoors, enkele kannuniken, Chefnai et Catoir, de Saint-Pierre, la Tour, de Saint-Barthelemi; twee advocaten, de heren Revoz en patriote Jehin, de goddelijke eredienst wordt gerespecteerd zowel als de ministers, de kerkdienst word als gewoonlijk gehouden in alle kerken, uitgezonderd in de Cathedraal die men

totaal verwoest heeft en die ze willen slopen; waarvoor ik ze veracht. Ik heb een gazet van Luikvoor 22 Germinalof 6 april; Gemeenteraad van Luik heeft de marmere blokken, stenen, reliefs,praalgraven, vooraltaren etc… van de Cathedraal te koop aangeboden, bij een 2e aankondigingde bomenvn de kade. Dit zijn onze schurken van Luik die al die wanorde bedrijven. Ik geloof dat hun tijd niet lang zal duren, ze willen geld verzamelen om te vertrekken. Men heeft de hand gelegd op de goederen van de emigranten van Luik, hun meubels verkocht en hun huizen verhuurd tot voordeel van de natie, hetgeen verborgen was geweest gedeeltelijk ontdekt. En zijn die omkeerden zijn welwillend ontvangen en keerden terug naar hun goederen. Meneer de baron van Villenfange, de oudste,die in den Haag was met zijn zuster is rustig teruggekeerd naar Voguesangue…

             In het algemeen gelooft men in de gesloten vrede en heb daarenboven zo’n goede inlichtingen dat ik er niet aan twijfel. Onze prins schreef me gisteren dat de publieke gronden te Wenen voor 10 procent waren gestegen en dat ze nog stegen, enfin mijn vriend, ik geloof dat je over 6 weken je in je haardsteden zult zijn, al de troepen zijn in hun campementen.  Al de generaals zijn op hun post en binnenkort zullen wij niet meer over ons lot ongerust zijn. De aartshertog Charles heeft geschreven aan een markies van Chastelair dat hij binnen zes maanden in Brussel zal teruggekeerd zijn.

             De berichten van Ansiaux hadden voldoende om Gérard de Leau tegelijk te troosten (versterken) en te verontrusten: een keer nog de hoop dat een directe terugkeer naar Spa hem was toegestaan, maar aan de andere kant kondigden zij de genomen maatregelen aan bij het gouvernement van de Franse republiek ten opzichte van goederen van de emigranten. Als de hoop niet te onpas was, de angsten waren integendeel totaal gerechtvaardigd. Inderdaad, de 18e Germinal an III (7 april 1795) op het verzoek van de directeur van de nationale domeinen ging men over tot het verhuur van de voornaamste goederen van Gérard de Leau; het proces- verbaal van die aanbesteding heeft ons bereikt, het is ondertekent door de leden van de volgende commissie: Nadrin (180), administrateur, N. Wilkin (181), openbare officier, J.F. Jehin (182), president T.J. Jehin (183), secreatris N. Henard(184), secretaris-griffier.

             De volgende brief van Ansiaux, gedateerd op de 12e mei 1795 is minder serieus: de Luikse advocaat heeft vernomen dat madame de Leau een kind verwacht; hij feliciteerd zijn vriend ermee met de humoristische woorden:

             Je kondigt mij een nieuwe kleuter aan, ik geloof dat het aangenaam is als men werkeloos is om kinderen te maken, maar denk, mijn vriend, dat wij in revolutie zijn en dat het goed is om de Leaubij zijn wijn te leggen

             Enkele maanden later werd een dochtertje geboren, men gaf haar dezelfde naam als haar moeder en de geboorte van die 1e dochter was als een zonnestraal bij onweer.

             De 26e mei, zie hier welke berichten Ansiaux de 2 broers van Gérard gaf: …oudste broer en hij die met u in de Orange woont (185) zijn in Limburg aangekomen bij meneer Paswick (186)… Voor die twee moet het ballingschap niet meer van lange duur zijn, zij zullen spoedig naar Spa kunnen terugkeren.

             In diezelfde brief van de 26e geeft Ansiaux een advies aan zijn vriend in de hoop een middel aan te dragen voor zijn financiele moeilijkheden. Hij wil van hem een commisaris van de oorlogen bij de Hertog van Wurtenberg, de vader van prins Ferdinand maken, die we kennen en die het hertogdom van Stuttgart gaat erven. De situatie veroorloofde hem om fatsoenlijk te leven en geheel in het vuur van zijn raadgevingen, waarvan hij vol was, liet Ansiaux zijn pen zeer snel gaan:

             Ziedaar de vader van onze prins van Wurtenberg, die gaat het hertogdom van Stuttgart erven, dit is een enorme brok, een plaats van Commisaris van Oorlog zou u voortreffelijk afgaan, mijn beste, en zij is u wel verschuldigd. Evenwel, zoals ik verschillende keren heb ondervonden, dat om het te doen uitkomen meer waard is dan ’t te weten en dat de intrige het altijd wint van de te bescheiden verdienste, we moeten omkijken en de zaak op tijd in handen brengen opdat zij slaagt, ziehier ik geloof dat ik weet hoe wij ’t moeten aanpakken. Neem een blad papier, slijp uw beste pen, schrijf in een mooie stijl een verzoekschrift, wees niet spaarzaam met wat lof aan de prins. Wend uw bescheidenheid ten dele aan en detailleer al uw verdiensten die u in de drie revolutie’s verleend hebt, druk een sterk op de werkelijk enorme verliezen die u hebt gemaakt, laat voelen, maar zodat de meest verstomden het horen, dat, daar gij noch schadeloosstellingen noch beloningen ontvangen hebt, hij er met de volle rechtvaardigheid u ook verschuldigd is. Ziedaar het geprepareerde doek, zet er de kleuren op. Ah je gemaakte verzoekschrift, dat is niet alles. Ik raad je aan om je naar Mulheim te begeven, om er zijn doorluchtige vader geluk te wensen met de overname van het hertogdom Stuttgard. Je zult hem de vraag voorleggen, hij zal je op zijn aandringende manier een brief geven om de zaak te steunen, je zult hem aanbevelen de nadruk te leggen op de verdiensten die je hebt verleent, daarna zul je mij dat alles sturen en ik zal het geheel aan de prins sturen terwijl ik hem zeg wat mijn vriendschap mij met de meeste energie zal ingeven. Als mijn vertrouwen bij S.A. het evenaarde, zal ik je bij voorbaat mijn compliment maken over de uitslag. Negeer niets van wat ik je aanbeveel, mijn beste, het geluk presenteert zich slechts een keer, wij moeten het grijpen of het ontsnapt ons en een droeve waarheid is, dat wat men ons moet aanbieden wij met opdringerigheid moeten losrukken, al de prinsen zijn daarvoor, mijn beste vriend.

             Al deze pogingen waren ongelukkigerwijze tevergeefs en Gérard de Leau kreeg niet de plaats van Commissaris van de oorlogen. Een weinig later, door tussenkomst van de trouwe madame Nesbitt werd hem een post in de admiraliteit aangeboden. Het handelde zich om de engelse admiraliteit, maar deze keer was het de Leau die zich onbevoegd verklaarde. Ansiaux had met hem de 21e april 1795 een onderhoud met har over dit onderwerp:

             Ze komt te Stuttgart aan, belast met een familie opdracht, voor de prins Ferdinand die mij onbekend is. Zij wacht hier op Pieton, die haar moest meenemen. De samenkomst zal plaats vindente Neuvied of te Mullheim, dat weet ik niet. Ze heeft me gezegd je verscheidene keren geschreven te hebben evenals naar mij, doch noch de een noch de ander hebben haar brieven ontvangen. Zij wil je absoluut zien, zij heeft plannen, ik heb er nog niets uit besloten.

             Waarna de 6e november: Pieton heeft me gezegd dat Madame Nesbitt 3 weken te Stuttgart zou had verbleven en dat hij al terugkomende, de weg naar Bayreuth had genomen om haar te gaan zien, dat zij, voos was op U omdat u de plaats in de Admiraliteit niet geaccepteerd hebt, die meneer de secretataris voor de staat Roses u had aangeboden. Ik wist daar niets van en heb aan Pieton geantwoord dat die plaats zonder twijfel niet in uw lijn lag.

             De militaire toestand blijft onzeker, nu eens geloofde Ansiaux in een zeer nabije overwinning dan weer meende hij dat men zich moest wapenen met geduld. Maar zelfs wanneer hij is ontmoedigd, bijft hij geloven in de eindoverwinning.

             Ik ben wanhopig om het je te zeggen, schrijft hij de 18e juli 1795, het schijnt dat men al zijn hoop op de Vendeens vestigt en dat men het zal voortslepen zolang met het zal kunnen, de vrede met het keizerrijk, om de wending te zien, die en de afdaling op de kusten van Frankrijk en de nieuwe coalitie zullen nemen wat de zee betreft.

             Dikwijls beklaagt Ansiaux, die met een pen in de hand die jaren van ballingschap goed is doorgekomen, over het stilzwijgen van zijn beste vriend: Wat is er van u geworden? Vraagt hij hem in dezelfde brief, zijt ge gaan verburgelijken in de koninkrijk van Pluton, daar is een eeuw dat ik geen nieuws van u ontvangen heb.

             En de 21e augustus: Je hebt met niet meer geantwoord op mijn laatste brief. Je wordt uitermate lui.

             Waarna verschijnt altijd de last, de verwaldagen, de volgende onzekere dagen; Gérard de Leau schijnt erdoor geobsedeerd te zijn. Ansiaux schrijf hem de 21e october: Ik ontving uw brief van afgelopen 6 november warbij u mij bericht, dat u van mij 2 wissels trekt de ene van 8 Louis, de 2e van 12. Ik zou er de eer aan doen, mijn beste, dat mij op dit ogenblik slechts 39 Louis overblijft. Daar ik niet geloof in een lange ballingschap heb ik daarenboven 200 Louis geleend, de kleren, het linnengoed, etc… die ik mij heb moeten laten maken, mijn reizen, dat alles heeft mijn beurs geledigd.

             Het droeve jar 1795 loopt ten einde, het heeft slechts leed en desillusies opgebracht, er blijft slechtsvoor de 2 vrienden de hoop die helpt om te leven. De 27e december brengt Ansiaux zijn wensen over aan Gérard de Leau: waar anderen, mijn goede vriend, gehoorzaam aan het gebruik, voldoe ik aan een zeer dringende behoefte van mijn hart om je de levendigste en uitgebreidste wensen aan te bieden. Je hebt, geloof ik, zo overtuigd van hun oprechtheid, dat ik geen langere zinnen zal gebruiken om je ervan te overtuigen.

*

*                       *

             Voor het jaar 1796 bezitten wij 6 brieven van Ansiaux aan Gérard de Leau; bijna allen vertellen van de grote militaire gebeurtenissen van Duitsland en Italie. Zij weerspiegelen de altijd teleurgestelde verlangens van de auteur die blijft geloven in de eindoverwinning. Zij geven ook een kort overzicht van de diplomatieke onderhandelingen, die de Europese kabinetten verontrusten en dragen soms enig nieuws van de Luikse landen aan.

             De 6e juli 1797 werd te Rellinghausen – hetgeen zeker niet de financieele problemen van de arme vader moeten vereenvoudigen – het derde kind van Gérard de Leau, de kleine Amelie, waarvan de dappere Ansiaux peter werd. In een brief van 3 september verheugt hij zich er over:

             Ik ben zeer gevoelig voor de hoffelijkheid die u mij aangedaan hebt om mij een petekind te geven, gij kunt mij, mijn beste vriend, geen aardiger cadeau geven, hoewel deze nieuwste band zeer nutteloos is voor onze vriendschap, is hij me oneindig kostbaar. Moge de beste Amelie, op haar goede moeder gelijken en ik zal van haar evenveel als van jou houden. Omarmhaar tussentijd 20 keer, bid ik u, voor mij evenals je goede Caroline. Wat mijn Meter(187) betreft, waarvan ik niet meer de eer heb om ze te kennen, wil haar van mijn kant de wens ervan uiten door haar mijn hulde en mijn respect aan te bieden.

*

*                       *

             Maar het ballingschap verlengde zich en, in dit jaar 1797 leek de situatie nooit te willen veranderen. Een hevige moedeloosheid maakte zich meester van de emigranten. Een brief van Ansiaux getuigt ervan: Ik beken u, mijn beste, dat ik allesbehalve gerustgesteld ben over ons toekomstig lot, dat ik tenzij op een mirakel niet geloof dat wij de dans zullen ontspringen. Ik zie slechts inde waarschijnlijke kanten, Engeland, die ons zou kunnen redden. Laten we de onvoorziene omstandigheden aan de voorzienigheid, zij weet er meer van dan wij, in de tussentijd verzamelen wij moed en geduld

             En daarna keren de vervelende financiele zorgen elke dag terug: Ansiaux met een verbazend gevoel voor vriendschap, heeft alles gedaan wat in zijn macht lag om Gérard de Leau te helpen, maar hij ook kent nu de last: Je situatie doet mij des te meer leed, beste vriend, dat ik je er niet persoonlijk een oplossing voor kan aandragen. Ik heb niet meer dan enkele Louis voor mijn dagelijkse benodigdheden, daar ik niet had geloofd dat de zaak zozeer vertraagde.

             Gérard de Leau, niet meer wetend welke middelen te gebruiken om zijn doel te bereiken, wende zich tot de prins van Tour en Taxis, waarvoor hij, in de tijd van zijn leven, de post had geleid te Spa en zond hem een lang verzoekschrift. De Spase advocaat stelde in detail de diensten die hij had verleend ten toon, de verliezen die hem zijn toewijding hadden tot zwijgen gebracht en tot besluit, smeekte hij zijne hoogheid omhem niet alleen de betaling van zijn vaste salarissen toe te kennen van 1793 tot aan het einde van zijn ballingschap in 1794, maar ook, bij wijze van hulp, het salaris van een betrekking die gebeurtenissen van overmacht hem belette te vervullen.

             Dit adres bleef zonder klinkend gevolg; Zonder twijfel minder zuinig met goede woorden dan met ecces (geldstukken) liet hem hem zijn pijn met geduld verscheidene maanden bekomen, maar strijdend moe, nam Gérard de Leau de pen op en roep deze keer de hulp van baron de Schneid de Carlestein, eerste minister van de prins van Tour en Taxis, in en beschreef hem zijn situatie. Die is van een man aan het einde van zijn geldmiddelen. Hij begrijpt dat hij is bedrogen geworden. De hoop op een tussenkomst van de Prins was tevergeefs; Een formele weigering was minder wreed geweest en hij voelde diep de hele vernedering van die aandurende uitstellingen van betaling.

             De brief aan baron van Schneid is zeer lang, ook zullen wij slechts de passages eruithalen waar de Leau zijn ellendige toestand beschrijft:

             …Er is een jaar dat reeds tot de uitersten van de nood brengt de beroving van mijn goederen en de uitputting van mijn familie. Ik smeekte, door een verzoekschrift, de voortzetting van mijn salaris en de betaling van hetgeen ik achter was sedert 1793. Een grote nood kan mij alleen een toevlucht laten nemen tot deze stap. Hoewel ik niet geloof dat geen enkele van de officiersposten, door de Fransen ontzet op de linkeroever en weer terug getrokken op de rechteroever van de Rijn, ervan particulier zijn. Deze stap werd goedgekeurd en gesteund door meneer de baron van Lilien als chef van het bureau van Maastricht waaronder de mijne onder ressorteerde. Het eerste antwoord dat hij mij overtracht, gaf mij hoop om het recat te verkrijgen, dat ik vroeg als een guest. Ik gundde het behoud van mijn bestaan op het kom en gedurende dat ik verbannen zou zijn van mijn goederen van die hulp en ik rekende er met zulk vetrouwen op dat ik geloofde bij iedere postwagen het besluit ervan te ontvangen. Vergeefse en wrede verwachting. De maanden volgden elkaar op de een na de andere. Voor een deel met belofte van meneer de Baron van Lilien om mijn verzoek bij te staan, om de goederen ervandaan te vragen, van een ander met de hoop, dat de volgende dag mij zou brengen, hetgeen men volhield om mij het vorige te laten lopen. Uiteindelijk, een jaar van elend en zorg is voorbij gegaan. Zonder soms s’avonds het nodige gehandte? Heb om te betalen, ja meneer de Baron, zonder het nodige te hebben om het brood  van de volgende dag te betalen voor het voeden van mijn vrouw en kinderen. Mijn momentele toevlucht is geweest het verkopen met enorme verliezen van effecten, die ik heb gered om mij, door de prijs van de verkoop, het nodige voedsel voor mijn familie te verschaffen. Ik schaam mij niet om dit te bekennen, omdat de oorzaak die mijn ellende veroorzaakte een eretitel is geworden. Als in plaats om mij te laten wegkwijmen in de hoop om van mijn doorluchtige meester te verkrijgen, wat ik geloofde en nog geloof om zijn rechtvaardigheid of liefdadigheid te verdienen, ik dadelijk een absolute weigering op mijn vragen had, zou ik ervan gezucht hebben. Maar die gehele overstelpende weigering, die het was geweest, zou voor mij minder rampzaling zijn geweest dan de hoop waarin ik gedurende 10 maanden  verkeerd heb…

             Het is van u, meneer de Baron, dat ik vandaag rechtvaardigheid of medelijden verwacht. Tijdens de welstand, heb ik de posten gediend met mijn zorgen en met mijn geld. Vandaag, gereduceerd om zo te zeggen tot het niet hebben van brood noch schoenen, vraag en smeek ik uw excellentie, dat ze zich verwaardigd, mij de betaling en voorzetting van mijn salaris te laten toekennen of dat door liefdadigheid, in de hoedanigheid van schadeloosstelling van het verleden of voorschot op de toekomst, verwaardigd zijne Hoogheid mij 14 of 1500 Pruisse Florijnen te laten toekomen om te betalen hetgeen ik voor mijn onderhoud nodig heb en om het nodige te hebben om nog enkele tijd in de toekomst te volbrengen.

             Het antwoord van de baron van Schneid was teleurstellend, zonder formeel te zijn stond ze gelijk aan een weigering:

             …Zijne hoogheid is nog ver verwijderd om toe te stemmen aan een zo’n complete schadeloosstelling als gij hem vraagt, en die niet alleen de kassen na de enorme verliezen zullen belasten die zij sedert de Franse revolutie heeft gemaakt, en die tevens een grote gevolgtrekking voor de anderen zal zijn, die zich in zelfde toestand bevinden, door het voorbeeld dat een dergelijke concessie staafde. Zijne hoogheid vindt zelfs onverenigbaar met de rechtvaardigheid om haar te willen belasten met de voortzetting van de salarissen van de leden van het

gezamtschap?, bepaald volgens de verleende diensten en gemaakte uitgaven, terwijl de last en de dienst geheel en al ophoudt en dat de doorluchtige meester geen enkel nut meer trekt uit die verloren postkantoren afgestaan aan Frankrijk…

             De leau, die nadenken moet over de dankbaarheid van de groten, had geen geluk meer gehad bij de prins van Wurtenberg, waarbij hij reeds het afgelopen jaar met zijn ellende geklaagd had. De prins schreef hem uit zijn hoofdkwartier van thal, de 29e april 1796, in zeer hoffelijke termen, terwijl hij zover ging om de brief met zijn eigen hand te tekenen, maar zijn tussenkomst was schraalder:

             Daar niemand meer deel neemt aan de pijnlijke toestand dan ik, waar de emigratie u toe heeft moeten nopen, daar gij uw inkomsten niet uit, zult gij zeker niet aan het plezier en de voldoening twijfelen die ik voorkomens gedienstig uw verlangens ondervonden zou hebben, als het in mijn macht had gelegen, om u van de ondersteuningen U zodanig te verlossen , als ik het wel gewild had, maar alles is tegen mij geweest. Ik heb aanzienlijke verliezen gemaakt en in alle genres hetgeen mij gedwongen heeft om mijn toevlucht te nemen tot leningen.

             Ik had zonder twijfel rede om te hopen dat de stijging van mijn vader tot het regentschap mijn lot verbeterd zou hebben; terwijl mijn gebieden zich ingelijfd bevonden op het eigendom van Montbéliard, vandaag voor ons verloren, en dat al de dagen, zowel de moeilijke als de trage zich vermenigvuldigen in de militaire kas.

             Volgens het tekort dat er in mijn financiën is, zal ik dus, meneer, U slechts een zeer zwakke hulp kunnen sturen, maar er op wachtend dat ik gelukkiger moge zijn en in de vrees dat mdame Pieton niet in de noodzakelijkheid verkeert om u te verzoeken de 6 Louis, die zij u heeft gegeven op haar pension, aan haar over te maken om het plezier te hebben ze u te Essen voor te schieten. Ik zal zorgen ze op de  eerste dag aan haar echtgenoot over te laten maken. Verwijderd van uw haardsteden, zo lang beroofd van uw eigendommen, ik zou hopen dat ge u paspoorten zoudt aanschaffen om naar Spa terug te keren zoals de heren uw broers hebben gedaan. Ik zou het verlangen, zeg ik, want het geluk is te onbestendig dat men de dag kan voorzien waar iop het goede rede zal triompheren.

             De raad van de prins was wijs en Gérard de Leau begreep heel goed dat alleen zijn terugkeer naar Spa hem uit de ellende zou trekken, maar die terugkeer zal nog lang op zich laten wachten.

             Wat kon hij dus wel doen te Rellinghausen, om de tijd te doden die hem zeer lang moest schijnen. Rellinghausen had niets van een betoverend verblijf, Ansiaux had er over als van een woestijn, waarvan men niets groots kon berichten. Hij voedde zijn kinderen op, na Ferdinand en Caroline geboren Amelie in 1797 en Constantin in 1799 en apropos van die laatste zou, schreef Ansiaux hem de 9e september 1799: Weet ge dat ik razend op u ben, niet alleen maakt u boeken zonder mij te waarschuwen maar zelfs kinderen! Want de Leau schreef veel, hij onderhield een overvloedige correspondentie met een menigte emigraten, voortvluchtig in geheel Duitsland en zelfs naar Wenen of Londen, daarom onder de pseudonime van Gérard de Bérinzenne, die niemand bedroof, publiceerde hij 4 politieke studie’s met een eindeloos vervelende maar met een tamelijk elegente stijl. De titels van die werken onthulden de inhoud ervan.:

             — De rechtspraak in de vangsten met de boeven of klacht ten gunste van de inwoners van Nderland en prinsdommen van Luik en Stavelot, tegen de onrechtvaardigheid van de operaties van de functionarissen van de Franse republiek.

             — Appel van het menselijk geslacht aan de natie’s en aan de koningen tegen de tyrannen die domineerden over Frankrijk

             — De feiten en de waarheid tegenover de taal van zogenaamde wetgevende machten en directeurs van de Franse republiek geplaatst.

             — De vriend van het goede publiek en de oningen.

             Wij weten niet of die werken, onder de stuurse titels enig succes hadden; hun weerklank was evenwel voldoende voor waardering aan hun schrijver van een opleving van impopulariteit bij de Franse autoriteiten en de terugkeer naar het land werd erdoor naar evenredigheid opgehouden.

             Gérard de Leau was de enige van de zijnen die een zo lange ballingschap te verduren had; zijn broers waren sedert aren teruggekeerd in hun vaderland en Michel , de oudste was er in 1796 gestorven.

             Hij betreurde Spa, zijn bergen en zijn bossen, zijn familie, zijn vrienden, zijn haardstee; hij hield niet op te denken aan zijn terugkeer, maar een terugkeer waarin hij hersteld door de geallieerde legers de orde der zaken, die de Franse overweldiger zo eigenaardig vertroubeld had, zou terugvinden. Toen, in zijn momenten van werkeloosheid (want die intelligente man had niets begrepen) bereidde hij minutieus al de gerechtelijke actie’s voor tegen al degenen die hadden meegewerkt aan de plundering van zijn ouderlijk erfdeel. Terwijl hij weigerde om aan te nemen, dat een bladzijde was omgeslagen geworden, dacht hij dat de revolutie slechts een tragische tussenphase was en hij geloofde, dat de gelukkigste dagen zouden terugkeren, dat hij bij hem binnen zou treden en dat hij nog lange dagen van geluk en welstand zou kennen, omringd door zijn vrouw en zijn 4 kinderen. Dat was door zijn visie van het geluk en in de ellende van het ballingschap, vormde hij het plan om een van de vluchtige momenten op het doek vast te leggen; wanneer hij te Spa teruggekeerd zou zijn, zou hij aan een schilder vragen om hem te midden van de zijnen af te beelden en terwijl hij zijn dromerij herhaalde, noteerde hij in detail het plan van elk schilderij op het muurvak van de hoge salonmuur te plaatsen:

             Het moet een familie voorstellen, terwijl elke persoon een portret op ware grootte vormt of benaderd: de vader in uniform, gebaseerd, gebaard?, gezeten aan de kant van een lange tafel, leunend op de linkerarm, de rechterhand valt op de knie en terwijl hij een geschreven papier ontvouwd met de houding en de air van een ma, die gebeurtenissen, die zich hebben afgespeeld verteld; ¾ van gelaat voorstellend. Zijn zoon, 8 jaar oud, in gedaante van huzaren kledij, dat wil zeggen, vest en broek uidetgeuze? En het kleine vest daaronder van de rechterzijde van de vader, terwijl hij hem met een air van voldoening aankijkt, zijn rechterarm de zijne omarmend of gesteund op de stoel; zou hij niet nog beter en voordeliger geplaatst zijn tussen de tafel en de vader, die hem zijn linkerarm zou schijnen te omstrengelen en hem dus van voren zou voorstellen? De moeder staande tegenover de vader, hem aankijkend in de houding van een vrouw die met aandacht luistert, terwijl ze de linkerhand van haar 7-jarige dochter vasthoudt, het hoofd en de blik van deze opgeheven, maar de ogen van haar moeder alsof ze haar bewegingen beschouwt; de kleding overgelaten aan de smaak van de schilder, maar de minst mogelijke overeenkomst hebbend met de moderne mode behoudens wat er mooi zou kunnen zijn en fatsoenlijk. De 2 anderen van 5 en 3 tot 4 jaar onverschillig geplaatst naar de smaak van de schilder. Men zal, als het nodig is, om het schilderij meer omvang te geven, 3 personen aanwijzen, waar tussen 2 vrienden van de familie, zodanig in de houding geplaatst met de aandacht op wat de vader zegt en terwijl een bediende verfrissingen brengt. De achtergrond van het schilderij moet

een gemeubileerde salon zijn, op ene kant een vrouwenportret, bedekt met een doorzichtige sluier zo dat men kan onscheiden wat het is; aan de zijde of elders een opgehangen opschrift op een rol en een stamboomvoorstellende. Op de tafel zijn verschillende boeken en verpreidde documenten en waarvan de titels zijn aangegeven, voor een deel te weten: “Alles is opperbest want men zegt het”, “Antwoord van een onwetende aan geleerde Bassange”, voor het andere deel: “Appel aan de natie’s en koningen tegen de tyrannen, die over Frankrijk heersen.”, “Verbeterde stukken en feiten”, “De Feiten en de Waarheid gezet in tegenstelling”, “Vraagstukken over recht”.

             Geen enkele twijfel is mogelijk, het is wek een groot familieportret waarvan Gérard de Leau het ontwerp bepaald: zie hem in uniform van directeur van de staatspost, zijn vrouw en zijn 4 kinderen zijn bij hem. Het vrouwenportret, bedekt met sluier, op de muur van de salon, kan slechts dat van de arme Adelaide de Geyr zijn. Boeken zijn verpreid over de tafel, het zijn degenen die hij heeft gepubliceerd; vrienden omringen hen, laten we wedden dat de ene tussen hen de goede en trouwe Ansiaux is, die hij spoedig gaat verliezen. Ansiaux, de tedere vriend in goede en slechte dagen, gaat sterven. In veel brieven had hij geklaagd over zijn gezondheid, over het ruwe klimaat van Duitsland wat hij niet verdragen kon, daarna op een trieste februarimorgen van het jaar 1800 stierf hij te Munster, ver van hen die hij lief had, ver van zijn land. Hij was 39 jaar.

             Het schilderij waarover Gérard de Leau droomde is nooit geschilderd geworden. De arme banneling kon slechts over zijn terugkeer naar Spa denken, hij zou door zo veelvuldige teleurstellingen worden aangevallen dat zijn pictoraal plan er door verduisterd werd.

             Zijn broers, we hebben het gezegd en het merendeel van de Luikse emigranten, waren reeds lang naar hun haardsteden teruggekeerd, allen haden genoten van een amnestie daar ze eenvoudige geemigreerden waren; het geval Gérard was oneindig zwaarder; hij bleef er van beschuldigd de wapens tegen de republiek opgenomen te hebben. Was hij niet de man geweest van de prins van Wurtemberg, had hij niet tot de militaire staf behoord, had hij niet de bestraffing geleid tegen de patriotten in het graafschap van Logne? Geen terugkeer, tot dan toe, voor die daar.

             Te Spa evenwel bedienden zijn ouders en zijn vrienden zich bij de autoriteiten van veelvuldige pogingen met de bedoeling de feiten verweten aan Gérard de Leau tot een minimum terug te voeren.

             Zijn broer Laurent zond de 29e november 1801 een lang verzoekschrift een de burger van Bassange, onderprefect te Malmedy. Het moment van handelen was gunstig, de vrede van Lunéville was het hetzelfde jaar ondertekend geworden, de zegevierende republiek kon zich vergevingsgezind tonen en de lokale tegenstromingen niet weten, wat de terugkeer van de vogelvrijverklaarde zou veroorzaken. Laurent die met Deleau ondertekende, schreef aan de burger Bassenge, onderprefect van het 2e arrondissement:

             Ik kom uit naam van Gérard Deleau, mijn broer. Ingeschreven op de lijst van de emigranten, dringend de gunst verzoeken zowel voor hem als voor zijn vrouw en kinderen om in hun haardsteden terug te keren, toegestaan door het latste besluit van de Consuls, met betrekking tot de afwezigheid en om u betrouwbaar de gevallen te tonen waarin Gérard Deleau op het moment van de inval van de Franse troepen in die landen zich heeft bevonden en die enkele twijfels zouden kunnen laten dat het in de uitzonderingen viel.

             Gérard de Leau was in die tijd, inspecteur van de wateren en bossen in de Marquisat van Franchimont en directeur van de Rijkspost te Spa, de Prins van Wurtemberg had hem belast met een commissie, met de bedoeling om enkele onrusten te kalmeren, die ontstaan waren in de gemeenschappen van Logne en omgeving en Gérard Deleau daar hij vreesde uit naam van die gemeenschappen plagerijen te ondervinden, voor al op het moment waar Spa en omgeving waren ontdaan van troepen en zeer willekeurig geregeerd, bepaalde zich te verwijderne en trok zich op de andere oever van de Rijn terug in de verblijfplaats van zijn echtgenote Caroline F.M. Seraing d’Eybach, land van berg. De ondergetekende gelooft niet, dat men uit die opdracht een conclusie mag trekken, dat zijn broer G. Deleau de wapens op genomen zou hebben tegen de republiek, wat slechts een politie opdracht was en absoluut vreemd in de Franse republiek, waarvan de wapens nog van die landen verwijderd waren en er nog niet doorgedrongen waren. G. Deleau heeft in die tijd, zowel bij de arrondissements administratie, als die gemeentelijke, als de noodzakelijke stappen voor zijn terugkeer ondernomen, maar de geesten waren tegen hem gekeerd. Hij heeft nooit het recht kunnen verkrijgen; Hij zou van alle latere stappen afzien, als de principes van rechtvaardigheid, die de actuele regering van de Franse republiek verkondigde hem een deste beter gefundeerde hoop geven van hij berust op verscheidene actie’s van afgevaardigde prefecten in de administratie van departementen

             De ondergetekende smeekt u, burger onder-prefect, om dit verzoek in uw wijsheid te overwegen en in het vertrouwen, dat gij er niets zult vinden, wat Gérard Deleau moetn laten vallen in de uitzonderingen van het besluit van de Consul. Ik hoop dat gij wel aan Gérard Deleau de nodige paspoorten zult willen uitreiken voor hun terugkeerd en hun toestaan om naar hun bezit en het genot van hun goederen terug te keren.

             Laurent de Leau, tegen ongelijk goede gezidheid plaatsend, heeft zich weer verenigd met de Franse republiek, heeft ter zaken volledig afstand gedaan en is de anonieme burger van een Frans departement geworden, of Gérard nog twijfels overhoudt wat de gevoelens van zijn jongste broer betreft die zich belast om zonder complimenten hem in een brief, die bij hem de 24e augustus 1801 schrijft, de ogen te openen:

             Ik hou ervan te geloven, dat de gewetenloos sluwe leiding van de gekroonde struikrovers u de ogen zal hebben geopend op de bedriegelijke hoop de orde der zaken te zien herboren worden en wie ook, vandaag, zal willen doorgaan om zijn speculatie’s en calculaties op een dergelijke basis vast te leggen is zonder middelen van bestaan verloren. Het is datgene wat mij heeft doen besluiten tot de tegenwoordige staat als onveranderlijk, wat zijn daden betreft te beschouwen als hij zich in het hoofd liet zetten, dat hetgeen gedaan is geworden voor nietig verklaard zou kunnen worden. Zou men in een wereld 50 keer teruggedraaid moeten geloven, wat het vandaag niet is Ik zheb niet opgehouden de orde der zaken te betreuren, maar het is dat ongelukkig vertrouwen, dat ons allen ten gronde heeft gericht en ik heb op dat moment duizend ongerustheden, die ik niet zou hebben als ik de gruwelijkheid van de hoogsten had kunnen voorzien. Voor de rest, moet men zich achter de deuren en vensters terugtrekken en het verleden in de diepte vergetelheid begreven.

             Wat moet die brief bitter zijn voor die arme banneling. Wat moet hij verdrietig zijn om de kloofd te zien die tussen hem en de zijne gegraven was; en als voor hem enige illusie op het herstel van het oude regiem overbleef, moest hij waarschijnlijk begrijpen dat hij nooit met de zegevierende geallieerde troepen thuis zou terugkeren: hij had een verloren zaak gediend en was met haar ten gronde gericht.

             Waarom had hij zich laten meeslepen met de stroom van de prins van Wurtemberg, waarom had hij zowel samengespannen als geschreven tegen de Fransen en hun republiek, immers, per slot van rekening, moest hij zich aan hen onderwerpen en de inlijving van het prinsdom van Luik, dat van de kaart van Europa was weggeveegd, toestaan. Wat een bedriegelijke luchtspiegeling dat schilderij van hun terugkeer, dat Ansiaux hem in de tijd van hun intieme corrspondentie schetste terwijl zowel de een als de ander geloofden in de tromph van de verbonden legers:

             Het is de prins van Wurtemberg, mijn vriend, die naar ik geloofd naar Luik zal komen, had de dappere Ansiaux geschreven, ik zal op tijd zijn, hoop ik, want ik zal hem moeten inhalen om dadelijk met hem ons hoofdstad binnen te trekken. Wij zijn de laatste geweest die de orde hebben gehandhaafd en wij zullen de eersten zijn om ze te herstellen, dat zal iets toevoegen aan de titels die je reeds hebt, voor het doel waar je op mikte en naar ik hoop zal men dat niet kunnen weigeren aan een overwinnaar noch aan mensen, die zich evengoed als ons toonden…

             Die woorden waren gedateerd op 29 april 1896. De tijden waren eigenaardig veranderd sedert toen, het rad van fortuin had opgehouden te draaien zonder hun ooit gunstig te zijn. Ansiaux was gestorven in dat moeilijke Duitsland, zoals hij hem zo dikwijls schreef en zijn vriend Gérard de Leau, overwonnen, geruineerd, capituleerde om zonder geraas naar Spa terug te keren.

             Gérard de Leau werd van de lijst van de emigranten geschrapt aan het begin van 1802, hij naam zonder spijt afscheid van Rellinghausen, waar hij 8 jaar had verbleven, pakte zijn koffers, die niet meer inhielden dan arme oude kleren, stapte in het rijtuig met zijn vrouw en zijn kinderen en naam, voor de laatste keer, de route.

             Komend van Duitsland, de weg van Spa en zijn laatste plaatsen?, kwam hij dan door Limburg, liet Jalhau en Sart links liggen, daarna ging hij door Tiege en liet zich uiteindelijkzakken op Prefayhay van waar na enkele bochten, het laatste uitkwam in het dorp. Hij zag Spa terug, zijn beek, zijn klokkentoren, en zijn groenende heuvels, plotseling, als een decor als het gordijn opgaat.

             Hij was 46 jaar, en was sedert ongeveer 13 jaar vergeten wat een gelukkig en vredig leven was.

*

*                       *

             Zowel voor Spa, als voor de de Leau’s, was de revolutie een catastrofe geweest. De gebeurtenissen hadden, gedurende jaren de bobbelins verdreven; als de vreemdelingen die, van seizoen tot seizoen, het fijn vonden om zich in de waterstad op te zoeken. De engelse lords, de Russische groot-hertogen, de adelijke Fransen, de Duitse landgraven hadden het verlaten, zelfs de burgers en de avonturiers waren afwezig. Europa maakt oorlog, het geld mankeerde, de communicatie’s waren verbroken door de oprukkende legers. Alles was ten prooi aan de krankzinnige Jacobijnen. De notabelen van Spa vreesden met rede om hun veiligheid, waren gevlucht en de administratie van het dorp was overgeleverd aan de Republikeinse barbaren, maar kon men redelijkerwijze met administratie het beslag van de waanzinnigen op hun stad bepalen? De regering van veel plezier was de hunne en dat was de meest complete verwarring die leidde tot hun regentschap. De geplunderde Redoute werd de zetel van de centrale administratie, het hotel van de zwarte leeuw die van de algemene controle  van de assignaten 8soort Frans papiergeld tijdens de Franse revolutie), de Armies d’Angle Terre de zetel van de gendarmerie, de Waux Hall, hospitaal voor repulikeinse soldaten (aangeslachtziekte leidende) bschermde 3 a 400 militairen., Hij werd

Middelmatig van meubels, die bij de emigranten gepakt waren, voorzien. Het klooster van Capucijnen zusters en zijn mooie tuinen waren gesloten, onder verzegeling geplaatst en later bij opbod verkocht. Verscheidene hotels waren in dienst van depots voor gemeentelijke voorraden, die ter plaatse bedierven op z’n minst dat zijn gestolen werden door diegenen die er de wacht hadden. De huizen van de aristocraten werden aan de Saus-culottes aangeboden, die er de overwinning vierden!

             De levensmiddelen werden zeldzaam en de prijzen stegen tot buitensporige hoogte. Lange rijen van verontruste huisvrouwen verdrongen zich voor de bakkerijen. Men vreesde de plundering, de winkeliers verschansten zich achter barricades, terwijl ze hun venster op een kier zette om de klanten te bedienen. De leveringen van alles woede natuurlijk zo erg dat alles verdween. Het hout in de omtrek van de stad werd regelmatig gekapt, terwijl iedereen er heen ging om zich p zijn manier ervan te voorzien. Alle culturele manifestatie’s op uitzondering van de kerk werden verboden. Al de religieuze kentekens, zo talrijk in de straten en in de velden werden stompzinnig vernietigd eveneens waren het al de wapenschilden die zo aardig menige gevels versierden. De preek die nu van de priesters eiste zaaide nog meer tweedracht onder de al zo verdeelde bevolking. Mascarades om of de rede, of het opperwezen of de broederlijkheid te verheerlijken liepen door de straten en vulden de pleinen met optochten van jonge meisjes en grijsaards gekleed in belachelijk klatergoud terwijl ze belachelijke voorwerpen droegen en smakeloze hymnen zongen. Spa overwon dus onder het rijk van het meuwtand? Kwat? En ellende.

             Frankrijk evenwel, vermoeid van de bloedige overheersing van het verdrag en tot wanorde gebracht door de Directorie (bestuur in Frankrijk van 1795-1799) hernam zich weer om te hopen onder het autoritatire regiem van zijn Consuls en die reactie liet zich voelen tot in Spa, waar na de vrede van Luneville en veel meer nog, na de vrede van Amiens, hernam het leven een meer normale loop. De vreemdelingen kwamen weer terug, eerst weinig talrijk, en het is dus dat Laurent in augustus 1801 aan zijn broer nog altijd te Rellinghausen kon schrijven:

             Men heeft de Redoute heropend en de spelen zijn op dreef evenals de bals. Men is gedwongen om met de regering regelingen te treffen zo lastig, dat men dit jaar geen enkel soort winst kan rekenen, maar men heeft eraan moeten voorbijgaan de vestigingen te steunen. Men heeft hier veel vreemdelingen vergeleken met de voorafgaande jaren maar allen koesteren een wrok tegen de revolutie en zijn zuinig. De zaal Levoz is ook geopend en alles inhet nieuw met pracht opnieuw gemeubileerd, maar de vreemdeling bezoekt ze niet dikwijls. Men speelt s’morgens en s’avonds in de Redoute dus men geeft er s’zondags en donderdags bal enfin men moet wel het volgende jaar beter verwachten.

             De vrede van Amiens werd de 23e maart 1802 getekend. Het is ongeveer in die tijd dat Gérard de Leau naar Spa terugkeerde, maar hij vond het niet terug zoals hij het zich zo lang gedroomd had, de haven van gratie;hij was nog niet aangekomen aan het einde van zijn beproevingen.

             Zijn broers, Michel, Laurent en Jonas, die ook waarlijk toegetakeld waren geweest door de revolutie, hadden zich vanaf hun terugkeer naar Spa gretig geworpen op hetgeen zij hadden kunnen terugvinden van hun erfdeel, waarvan een groot deel onverdeeld bleef. De goederen van Gérard waren onder bewaring, de republiek had wat zijn eigendom was verkocht en had zich tot mede-eigenaar in het gemeenschappelijk bezit, dat nog altijd bestond, gemaakt.

             Michel de Leau, de oudste en griffier te Spa was de 30e juli 1796 gestorven op 33-jarige leeftijd en de opening van zijn opvolging vermenigvuldigde de moeilijkheden. Hij liet een minderjarige dochter na; haar moeder werd haar voogdes, gedurende zeer korte tijd, want het kind stierf aan de pokken in 1799 op de leeftijd van 7 jaar. Tot grote schade van zijn overlevende broers, was de opvolging van Michel vervallen aan zijn weduwe Josephine Legro, en dat niettegenstaande de juiste bepalingen van de testamenten van Gérard de Leau en Jeanne Xhrouet. De vervangingen en terugkeer clausules, die zij haden vastgelegd ten gunste van hun erfgenamen waren door het nieuwe recht opgeheven. Er was daar dan ook stof tot discussie tussen de erfgenamen, te meer bitter als Josephine Legro opnieuw trouwde, maar er niets aan deed.

             Laurent en Jonas, spanden zich in, in afwezigheid van hun broer om van het gemeenschappelijk bezit af te zien, gehaasd om bestaande fondsen te vinden, bedienden zij er zich te haastig van. De voornaamste eigendommen waren hinderlijk gedaald in waarde en bij gebrek aan wettelijke waarde, vonden zij slechts weinig liefhebbers. Het was overigens Laurent die de leiding in de zaken nam en ontwikkelde zich tot een middelmatig administrateur. Het was een ijdele geest, niet zo erg slim, voor advocatenstreken, een boordevol hoogmoed, hij was weinig bemind en een tijdsgenoot beschreef hem in weinig flatterende bewoordingen: het was een brutale en verwaande vent, schreef hij, spelend als een grand seigneur (grote meneer), was hij niet erg geliefd onder de bewoners van Spa en dat om rede van zijn verwaandheid.

             Jonas de Leau, wiens beheer zich bekwamer bevestigde was in die tijd de meest gefortuneerde en hij kon zelfs van zijn broers Berinzenne en zijn gronden terugkopen, maar te jong, voorzien van een nog jongere vrouw, liet hij zich door zijn broer Laurent en  zijn schoonvader, Ambroise Talbot, plukken.

             De onderdrukking van de feodale rechten kwelden hun allen, daar zij vandaag de dag het inkomen van de tienden (belastingen) verloren, sedert generaties van hun familie ontvangen, vanaf een tijd dat zij nog niet de Leau maar le Pinson waren; daar de Redoute, geplunderd ontdaan van haar meubels en haar spelers, bestemd voor algemene doeleinden, gedurende verscheidene seizoenen niets had opgebracht, en toen zij eindelijk tot haar 1e bestemming werd teruggebracht, waren de eigenaren gedwongen tot een fusie met de eigenaren van de salon Levoz zoals vroeger met die van de Waux Hall.

             De vier broers hadden zich allen in de schulden gestoken gedurende de emigratie, terwijl zij van leningen en drukkende credieten leefden; moesten zij nu aflossen: dat was lastig en verpeste hun dagelijks leven, terwijl ze vinnig deelnamen aan de verdediging van hun rechten en de enen wantrouwend tegenover de anderen. Laurent die de hardste scheen geweest te zijn slaagde erin om zijn broer Gérard de huid af te stropen, enige tijd nadat hij was teruggekeerd, van zijn deel van het familie huis van de l’Orange, waar zij de een naa de ander hun verblijf vonden, te beroven.

             Hoe Laurent het klaarspeelde om zuiver en eenvoudig zijn broer aan de deur te zetten, en weet waren de motieven, die deze dwongen zich te onderwerpen? We zullen er niet op doordringen maar wij bezitten een schrijven van Gérard, dat slechts een harverscheurende klacht is tegenover de ondernemingen van zijn jongere broer:

             Niets van alles wat ik van de Revolutie heb ondervonden is mij zo gevoelig geweest, niets heeft mij zo wreed geschenen, zo weerzinwekkend, dan het voorstel om mij het deel van het ouderlijk huis te ontnemen.

             En in welke tijd en op welke manier is het mij aangedaan? In welke tijd? Op het moment dat de moeder van mijn kinderen, diep bedroef was door het ongeluk, in de greep van de wanhoop, slechts steun en troost nodig heeft om zich klievon? Te geloven om met de jonge ongelukkigen en terugtekeren waarvoor slechts dat verblijf overblijft om hen te ontvangen. En op welke manier wil men dat ik er afstand van doe? Zowel onmiddellijk als zonder naleving van de regels. Men heeft niet de tijd om op mijn terugkeer te wachten. Men wil dat ik er afstand van doe zonder het te hebben gezien, dat dus de deuren er niet meer geopend werden door mijn kinderen, noch door hun moeder, die dit hier niet meer betreden en dat haar kinderen, geboren in ballingschap, er nooit hun voeten zullen plaatsen en nooit hun hoofd ter ruste zullen leggen.

             En welk motief voert men aan als verplicht om mij er  toe doen besluiten? Men heeft alles gedaan wat men voor mij heeft gekund en ik moet ook iets wederkerig doen en dat iets dat is mijn kinderen het huis ontnemen dat hun vader hun bestemd had en waarop heel hun hoop om tot bestaan te komen gebaseerd was.

             En om welke reden en onder welk voorwendsel van de zijde van mijn broer? Omdat hij een handel wil ondernemen en dat het moet, zegt hij, dat de  eigenaar van het deel van het huis is aangekomen om zijn regelingen te treffen. Men eist een direct antwoord en positief in ja of neen: als neen zal hij aan de eerste nieuwsgierige, hetgeen hem van dat huis toebehoort, verkopen.

             Ik vraag ten 1e, wanneer zal ik mijn deel van het huis dat vandaag het enigste verblijf is, vervreemd hebben. Het enigste huis dat aan mijn vrouw en haar kinderen wordt aangeboden. Waar zullen zij overnachten en logeren. Bij welke vreemdeling zal het zijn die hen uit medelijden zal opnemen? In een hospitaal of een schaapskooi?Want in de nood, waarin zij op het ogenblik verkeren, hebben zij zeker niet het nodige om noch vuur noch plaats te betalen. Men zal hen naar de Engelse legers sturen, nietwaar? Dat wil zeggen in de kazernes van de Gendarmerie. Goed, als men hen beschermt om een ander lot of een onderdeel in de toekomst te aanvaarden, oke, maar nog zullen zij zich van tevoren de verzekering moeten verschaffen of de tedere en welwillende republiek hun een enkel hoekje in de paardenstal zal afstaan en een klein beetje stro om op te slapen.

             Ik vraag ten 2e, in de onderstelling dat ik mijn deel in het vaderlijk huis kon verkopen en vervreemden waarom eisden en aanspraak maken bijna op de manier van de beurs of het leven, wat onvriendelijk is zonder uitstel, zonder overdenking, zonder onderzoek, noch over het doel, noch over de omstandigheden. Is het om mij te verjagen, alle recht en alle idee van onder zoek op het verleden zoals op de toekomst voor te zijn? Ik beken dat in dit opzicht al die overdenkingen zich verliezen in een absolute leegte, maar op welke manier zij zich ook kronkelen, dragen zij me geen enkel gezichtspunt voor wat riant is.

             Ik vraag ten 3e, hoe, in de bedoeling om een handel te doen, mijn bezit van een deel van het huis, de onderkenning van die handel kan beletten?

             Bij het leven van onze vader, was een deel aan de vreemdelingen verhuurd, de post had er bovendien een plaats voor nodig en de griffier een andere, dat verhinderde onze vader om er zaken te doen en zulke zaken , die door ieder van ons als het toppunt van geluk zou moeten ervaren worden om dergelijke ervan te kunnen hernieuwen?

             Wanneer mijn broers naar Essen zullen komen, zal ik hun, tot in het kleinste detail, mijn plannen voor het gemeenschappelijke herstel van onze zaken voorleggen. Het eerste was, dat als Jonas het hotel van zijn schoonmoeder terugnam, Laurent en ik, wij zouden zijn deel van de Orange voor ons 2 nemen en wij zouden daar speculaties in handel voor ons drie gezamelijke ontwikkelen en de zaak wordt vastgelegd op het tijdstip dat wij ons bij monde? Besluiten tot een verbinding met een jarige man van het land genoemd Alard om hem bij mijn terugkeer dadelijk in activiteit te plaatsen. Projecten, plannen, speculaties, alles was aan mij en ik deelde ze met hen. Maar vandaag is hij het alleen, die erg gesteld is op mijn uitschtuig?, en wat meer is, terwijl hij mij zeer van het lokaal beroofd, is Laurent van plan de uitvoering op zich te nemen. Moge God hun genadig zijn. Maar er is geen rede meer om te geloven in vertrouwen, noch vriendschap, noch genegenheid, noch aandoening in hem jegens ons. Evenwel heeft hij, zegt hij, voor mij gedaan wat hij kon: hij heeft mijn interessen als de zijnen beschouwd. Ik troost me maar met in hem te geloven.

             Maar inspireerde de stem van het bloed en de natuur hen niet, zou hij ze niet bevelen, zou hij ze niet als een plicht voelen. Heb ik hem niet de maatregelen en garantie getroost om zoveel te meer voor hem ervan te maken. Ik vraag mij vandaag af, als de prijs voor hetgeen hij gedaan heeft, om aan zijn persoonlijke berekeningen het erfdeel van mijn kinderen op te offeren en hij het opeist voordat ik daar ben, ten einde, zegt hij onomwonden, om alleen zijn persoonlijke welzijn te kunnen veranderen en het huis en de projecten moesten in ons gemeenschappelijk belang leren door de middelen, die mijn werk waren.

             Gérard de Leau moest zich buigen. Daar het huis van l’Orange voortaan voor hem gesloten was, vestigde hij zich vanaf zijn terugkeer in rue de l’Entrepot; hij leidde er een moeilijk en werkzaam leven. Hij had in Duitsland schulden achtergelaten, hij vond te Spa schreeuwers en aanvallers terug. Hij moest er het hoofd aan bieden, veelvuldige schuldeisers kalmeren, details vragen terwijl hij betaling op afbetaling deed. De opdrachten van de meester van de wateren en bossen en directeur van de Rijkspost waren afgeschaft. De goederen van Gérard de Leau waren verkocht geworden en die er nog van over waren in beslag genomen; de chef van een familie, welke jaren tevoren de rijkste was van het prinsdom, werd zonder geldmiddelen terug gevonden. Hij moest evenwel enkele onontbeerlijke meubels kopen, enige kledingstukken, hij moest leven en de zijnen laten leven. Hij moest verkopen wat hij kon namelijk goederen die hij na de opheffing van de bewaring terugkreeg. Maar die teruggave voltrok zich langzaam en moeilijk. Hetgeen de staat hield, hield ze goed en de administratieve machine, zwaar en snuffelend in oude papieren, toonde zich koppig in die teruggave. Hetgeen in handen was van derden was onderherroepelijk verloren, maar de advocaat de Leau was volhardend. Hij ondernam een hele serie lange, werkzame, som vernederende stappen, die slechts een gedeeltelijk resultaat hadden en waar hij dikwijls lang op moest wachten.

             We hebben gezien, dat hij een heel plan tot financieel herstel had uitgewerkt, terwijl hij een commerciele onderneming reorganiseerde die hij samen met zijn broers vanaf zijn terugkeer exploiteerde. Het handelde zich om een wijnenhandel, die vanaf de tijd van zijn vaderland had bestaan en die zeer vruchtbaar was geweest. Laurent maaide hem het gras onder de voeten, hernam het project en exploiteerde het op gezamelijke rekening met Jonas die er de geldschieter van was. Laurent kocht, om zich ermee te reuineren en bracht ermee het fortuin van Jonas in gevaar, die om zekere verplichtingen na te komen, Berinzenne moest verkopen.

             Daar Gérard de Leau zich niet meer kon bedienen van titels als Ridder en Baron van Andrimont beperkte hij zich vanaf dan tot die van advocaat, maar de stad Spa was te klein om hem een voldoende klantenkring te verschaffen. Hij bepleitte enkele mindere zaken voor het vredesgerecht en voor het tribunaal van Malmedy. Hij maakte zich ook exporteur van mineraalwater en daar hij een groot aantal relaties met de vreemdeling had bewaard, gebruikte hij ervan om zich te laten kennen en terwijl hun steun hielp, bezorgde die onderneming hem enkele winsten. Maar die enkele voordelen beletten hem niet om zich van exacte objecten die hij nog bezat te moeten ontdoen. Daar de noodzakelijkheid hem ertoe dwong, deed hij er afstand van door het kanaal van handelaren. De briefwisseling van een onder hen, Louis Lion, gevestigd te Verviers, is ons bewaard, in zijn phonetische (wat de klant betreft) schrijfwijze en zijn zeer onduidelijk schrift.

Vervie de woensdag 11 oktober 1804,

             Meneer,

             Bij mijn terugkomst hier, heb ik de artikelen op goede wijze ontvangen; zodanig als gij ze mij door de uwe (brief) van zondag hebt aangekondigd. Ik heb niet de tijd verloren om ze te laten zien, men bied me voor de 2 paar vazen in kristal 7 Couronnes en daar het is voor ons een persoon Deupene, die morgen in de namiddag moet terugkomen verzoek i u om mij te laten weten…

             De prijs moet geaccepteerd zijn voor de 2 kristellen vazen en enkele dagen later kondigde Lion de verkoop ervan aan, hij liet in dezelfde tijd voor de andere voorwerpen bieden.

             Ik heb juist de uwe ontvangen, ik heb met de drager een verzegeld pakje met 7 couronnes (Franse) overgemakt, als zal ik overigens mijn best doen om voor de verkoop ervan te ijveren. Ik heb ze aan verscheidene personen laten zien waar men heeft gevonden dat het deel te klein was. Ik heb ze aan Mr. Deforie, bankie, laten zien, hij heeft de moed gehad om 4 escalines per porselein Japans bord in gouden kleur te bieden. Ik zal niets verontachtzamen om ze zo snel mogelijk te plaatsen. Als ik eens een verkoop moet maken met diverse mooie gevolgen, zal ik ze beproeven, als ze niet verkocht zijn. Als u de bedoeling hebt om u van uw borden van tournai of Saix te ontdoen, geloof ik dat ik ze voor u kan plaatsen.

             De aanhoudende geldbehoeften voerde hem in de handen van woekeraars , die hem de noodzakelijke som voorschoten om de beslissende slechte stap te doen en de tijd hij aldus won leek hem juist maar hij moest uiteindelijk dat kort uitstel duur betalen. Hij zal zich in een zeer heftige rede in de memories hierover beklagen die hij in de laatste dagen van zijn leven zou opstellen.

             Hij nam een klein werk aan, waarvan het traitement, toegevoegd aan zijn andere geldmiddelen, de einden van de maanden vergemakkelijkten. Hij was inderdaad tot ontvangen benoemd van het octroi van Spa. Wat kon het salaris zijn van die zeer kleine functie? Erg miniem zonder twijfel en terwijl hij terugviel tot de rang van gabelou (scheldnaam voor dwaze? kommiezen?) stellen wij ons hem voor in een of ander arm bureau, zeer bescheiden gekleed, gebogen over een register, terwijl hij de cijfers op een rijtje zet en ze optelt. Wat lijkt de tijd lang dat hij, gekleed in elegante uniformen van de eregarde van de prins bisschop of van directeur van de Rijkspost, paradeerde in een stad waar zijn medeburgers, als hij langs kwam, hem respectvol groetten.

             Wij kunnen zonder voorbehoud , applaudisseren voor zijn standvastig karakter. Noch de sociale terugslag, noch de armoede zullen het klaarkrijgen om hem neer te slaan, hij streed met een voorbeeldige moed, terwijl hij zich nooit ontzag, altijd op de bres, strevend met al zijn krachten naar de wederoprichting van zijn situatie en alles laat ons toe te denken, dat hij was geslaagd als de tijd hem ervoor was gelaten.

             Vanaf 1806 had zijn toestand zich verbeterd en als het nog veraf was om een luxueus bestaan te hebben terug gevonden begon hij op zijn minst gemakkelijker te leven. Gérard de Leau, die erg zorgvuldig was, had een groot aantal facturen bewaard, zij staan ons vandaag toe om de afgrond te realiseren, die zijn tegenwoordige situatie van die van de jaren van familieglans scheidde. De tegenstelling tussen die 2 periodes van zijn leven schijnt ons zeer sterk, maar hoe pijnlijk moet ze zijn voor Gérard de Leau. In januari 1779, koopt hij bij zijn hoedemaker, Pierre Englebert, een hoed en een halve bever, in februari, een hoed en een engelse bever en een goude boordstel voor de genoemde hoed, in mei, 2 nieuwe hoeden en nog in augustus, een nieuwe hoed in ruil tegen een oude voor een overeengekomen prijs.

             Drie jaar later, in 1783 zien we hem bij een froviliteiten koopman Andre Juliard, onder anderen kleine onderwerpen kopen: een paar oorringen in goud, een portefeuille in echt marokijnleer, een Foren/ van parels, een horloge ketting, een medaillon, een schildpadkam, een snuifdoos in schelpen, een engelse zweep tegen drie kronen, 2 paar engels gebit van een paard tegen 6 kronen, een paar handschoenen van de prins van Galles.

             Volgens een rekeningstaat van zijn wasvrouw, de vrouw Dundas, gedateerd op Februari 1786 had hij laten schoonmaken:  26 hemden, 28 zakdoeken, 6 cravatten, 4 zijde zakdoeken, 7 vesten, een broek van geelachtig katoenen stof, 6 onderbroeken, een herenrok, 2 kamerjassen, 10 paar manchetten en jabots. De volgende maand: 29 hemden, 9 boorden, 13 vesten, 2 onderbroeken, een broek van geelachtig katoenen stof, 29 zakdoeken, 3 mutsen, 6 hoofddoeken, een herenrok, 3 paar zijden kousen, 12 paar linnenkousen, een paar handschoenen, een paar manchetten, 2 kanten versiersels aan een hemd.

             Van maand tot maand vinden wij dezelfde posten in de rekeningen van de wasvrouw Dundas terug; zij getuigen van de overvloed van ondergoed van haar client, waarvan de kleedkamer waarschijnlijk op gelijke voet kon gaan met het linnengoed.

             Laten we parallel met de overvloed de rekening van de kleermaker plaatsen, die de 4 kinderen van Gérard de Leau van 1802 tot 1804 heeft gekleed.

1802 – oct. de 10e: hebben gemaakt voor Mr. Ferdinant een rok en 2 broeken.

1803 – de 20e februari: hebben de mouwen en de voeringen vergoot voor dezelfde

mei de 6e: hebben gemaakt een kleine rok en gilet en kleine  jachtbroek

mei de 17e: hebben hersteld een pantalon voor dezelfde en een voor mr. Ferdinant

19 juli: hebben hersteld 2 rokken en 2 broeken voor mr. Ferdinant.

22 juli: hebben gemaakt een rook en een broek voor hemzelf.

1 oktober: hebben gemaakt rok en gilet en een pantalon en onderbroek voor hem zelf. Geleverd voor het gilet. Voor het maken van rok, vest, zwarte broek van een onderbroek, geleverd Serge voor voering en zakken meer linne voor voeringen en mouwen.

1804 – feb 17: hebben gemaakt een rok en broek van groene molton voor mr. Constantin.

25 april: hebben hersteld de rok en broek (van calmouk)  voor mr. Ferdinant.

25 augustus: voor het maken van een rok en een rok a la matrozenpak voor mr. Constantin

             Het totaal van die rekeningen steeg tot de bescheiden som van 65 escalines en 9 stuivers; Gérard de Leau, kwam in 1808 tot het voldoen van de rekening op afbetaling.

*

*                       *

             Terwijl de oude rancunes afgestompt waren, draalde het voorbeeldige leven van Gérard de Leau, zijn ongelukken en zijn moed niet om hun vruchten te dragen. Het vertrouwen van zijn medeburgers komt naar hem terug en hij was een uitgelezen gemeente raadslid. Een functie die hij tot aan zijn dood bekleedde. Die terugkeer tot het openbare leven was gevoelig voor hem. De achting die men hem toewees was het teken wat met de tijd de vroegere twisten deden vergelen en dat men recht sprak met talenten, die vroeger hem en de zijne in de stand Spa bezield hadden.

             Hoe troebel wat hem betreft, het gedrag van zijn broers ook geweest was, die, vermoeid door de nadelige afwezigheid van hun interessen, regelingen hadden getroffen zo in tegenstelling tot de bescherming van de zijnen, wat niet zonder leed zal zijn, dat hij ze vroegtijdig zag verdwijnen. Jonas stierf in 1806 ten gevolge van een val van het paard. Hij was 33 jaar oud en liet een zeer jonge weduwe belast met kinderen na. Hij ook nog zeer jong had zijn tijd gegeven aan de openbare zaak daar hij gedurende weinige jaren, het is waar, wethouder van het hof van justitie van Spa was. Laurent stierf 16 maanden na zijn broer, mischien door tuberculose, want zijn vrouw, Jeanette van Reuschenberg was aangetast door een loomheidsziekte. Zij overleed in 1808, 6 maanden na haar echtgenoot. Laurent had, schijnt het, haar ziekte opgelopen en ging heen in de leeftijd van 39 jaar.

             Gérard wel de oudste, bleef alleen in die wereld van tussen broers en zusters. Toen hij verdrietig was, vergat hij voor de lijkstoeten de ongenegenheid die zijn broers hem betuigd hadden in het bijzonder Laurent, bij wie het eigenbelang alle andere gevoelens had onderdrukt en waartoe het had geleid om in 1801 te schrijven:

             Hoe onbegrijpelijk en weerzinwekkend dat de taal van je brief van de 27e september ookis, dank ik u voor hetgeen gij de vrijmoedigheid noemt waarmee ge mij uw ziel en uw bedoelingen wat mij betreft ontvouwt! Zeker, het is niet mogelik om op een klaardere positievere manier een verklaring te schetsen, om noch genegenheid, noch ongenegenheid voor mij te hebben. Dit laatste afgrijzen was mij zonder twijfel gespaard om het compliment te maken voor wat ik van de revolutie ondervonden heb. Heeft de schandvlek bij mij daar herleid tot het lot van Job, zonder vriendschap van mijn naasten, door hen teruggestoten en als woonplaats een veestal of een mesthoop.

*

*                       *

             De 21e augustus 1807, tegen de middag het vuur van vlam in het oude Spa. Er heerst sedert drie maanden een grote droogte,de rivier stond droog, men had gebrek aan water om het ontstane vuur te bestrijden dat, aangewakkerd door een hevige wind, zich van huis tot huis verplaatste en spoedig meer dan 200 huizen vernietigd werden.

             Dat werd een ramp, die de onrust deed ontstaan. Niet alleen in het gehele land maar ook in geheel Frankrijk en daar buiten; de bekendste waterstad van Europa was verwoest en haar inwoners terug gevoerd tot het uiterste en het ellendigste. Families waren geruïneerd en men zag welgestelde burgers, van de ene op de andere dag, van alle goed ontdane burgers worden. Dat vreselijk ongeluk veroorzaakte een grote sociale wanorde onder de inwoners van Spa en meer onrust met zeer dikwijls elders de rede van de val van meer dan een familie zoeken.

             De prefect van het departement l’Ourthe stelde een commissie tesamen om hulp te bieden aan de door de ramp getroffenen en om de stad te restaureren. Gérard de Leau werd aan het hoofd van die commissie geplaatst die bovendien was samengesteld uit de burgemeester Xhrouet, de vicaris Tasiaux, de docter Hanster, de Guillome Culot, Richard-Dewaide, Hubert Linon en Bertrand Antoine.

             De Leau wijdde zich totaal aan die nieuwe taak, hij werd werkelijk de ziel van de commissie; hij stelde de procesverbalen ervan op, bezat de rekeningen, correspondeerde met de autoriteiten en vooral deed hij beroep op al diegenen die hij vroeger gekend had en die zich hem herinnerden. Toen hij de hoogste waardigheidsbekleders van de vrijmetselaars loge van Spa geworden was, wendde hij zich tot als de Franse loges, die edelmoedig antwoorden op zijn oproep en de commissie ontving uiteindelijk bij de 200.000 Franc (deux cent mille).

             Gérard de Leau en zijn 7 collega’s ondanks hun toewijding en wel dat zij enig voordeel uit hun opdrachten hadden gehaald, werden ten prooi van kwaadwilligheid, en om de kwaadsprekerij, die rondging over dit onderwerp tot zwijgen te brengen lieten zij in 1809, hun rapporten en hun rekeningen afdrukken. Dit flinke werkje in 4 delen van honderd en 7 pagina’s begon met de woorden: onbezonne klachten, onzinnige kritieken, zelfs lasterlijke beschuldigingen hebben de publicatie van deze uiteenzetting genoodzaakt. Die publicatie was het werk van Gérard de Leau.

             Moet men zeggen dat het beheer van de commissie de goedkeuring van de autoriteiten die het hadden gecreeerd en dat de prefect, terwijl hij de bazen het zwijgen oplegde, zijn leden bedankte en feliciteerde voor de zorgen die zij aan hun zending hadden bijgedragen?

             Tegen het einde van zijn leven in 1811 ondernam Gérard de Leau de redactie van een historische en documentair werk over Spa dat hij betitelde Historische en critische herinnering aan Spa, over zijn minerale bronnen en over verschillende bijzonderheden betrekking hebbend op die beroemde plaats met een schets van wat de meest nabije omgeving aan interessants kan bieden om als handleiding van de vreemdeling die er zich begeeft te dienen – opgesteld door Deleau – Seraing.

             De titel was zeer lang; het werk ook, daar het niet minder dan 424 bladzijden in folio’s bevatte!

             De ambitie van de schrijver was om aan de Bobbelins een nieuw werk dat zoals vroeger de vermaken van Spa hun zou laten kennen en de historie van de stad en de hulpbronnen waarover zij beschikte, maar de dood verrastte hem voordat hij de laatste hand kon leggen aan dat werk met lange adem. Zijn weduwe had de intentie om het te laten publiceren, de uitgever die een voorgevoel had vertrouwde de zorg om het manuscript te herzien aan Laurent Dethier toe en er zijn definitieve vorm aan te geven en dat werd daar een zeer vreemde afloop dat om het werk van Gérard de Leau te zien corrigeren door diegene die, tijdens de revolutie, een van de hardnekkigste tegenstanders was geweest.

             Die memoires zouden evenwel nooit het daglicht zien. Zij gingen door verschillende handen en rusten vandaag in de centrale openbare bibliotheek van de stad Luik waar nooit iemand ze raadpleegt.

*

*                       *

             Maar de tijd die, in die wereld, was uitgedeeld aan Gérard de Leau was gericht op zijn einde. Zijn gezondheid was ondermijnd door zijn gekweld bestaan, dat hij gedurende 20 jaar had geleid en voelde hij zijn einde naderen? Stierf hij vlug, weggerukt door een plotselinge ziekte? Geen enkele juistheid over dat onderwerp heeft ons bereikt en wij zullen altijd onwetend zijn wat zijn laatste ogenblikken waren. Gérard de Leau stierf te Spa, in zijn huis gelegen aan rue de l’Entrepot, de 18e februari 1813, om 9 uur s’ochtends. Hij zou 57 jaar worden.

             Weinig daarna, verliet zijn vrouw Spa om zich naar Luik te begeven waar zij nog lange jaren leefde en waar zij 9 maart 1852 stierf.

             Jaar na jaar, werden de Leau’s van Spa als een oude boom waarvan de takken de een na de andere sterven minder talrijk. De afstammelingen van Jonas de Leau en van Ursule Talbot waren de laatste waarvan de bescheiden uitstraling schitterde over Spa; hun zoon, oud 72 jaar stierf in 1873.

             Een enkele van zijn naaste en verwijderde bloedverwanten volgden he mop in de graftombe en de laatste stierf in 1912.

             Dit was te Spa het einde van de naam de Leau